zondag, februari 26, 2017

Verhaal 21: Tenerife en La Gomera 26 februari'17


Na een paar dagen heerlijk ankeren voor het strand bij de rode berg varen we de haven van San Miguel in, een prettige rustige haven. Er loopt een wandelpad langs de kust langs onnatuurlijk groene golfterreinen, restaurants, appartementen, hotels met zwembad waar veel  “wit vlees” uitgestrekt op stretchers uren in de brandende zon. een kleurtje probeert op te doen. Het merendeel zijn Engelse toeristen die zich in de Engelse pubs te goed doen aan grote pinten bier terwijl ze met veel lawaai en commentaar een voetbalwedstrijd  volgen op TV.  Voor het dichtst bijzijnde dorp moeten we een dik half uur over het kustpad bergop en bergaf lopen. Op zich een hele leuke wandeling. Op de top van El Teide ligt sneeuw na een stormachtige dag  met vlagen van windkracht 9.
 

 
 
 
Piet en Geertje hebben een appartement aan de zuidwestkust  van Tenerife op de 12de verdieping met uitzicht over zee en zon op het balkon. Ze rijden ongeveer in een half uur naar ons toe weliswaar door een chaos aan wegen, winkels, restaurants, hotels, appartementen, auto’s en mensen. Je zou bijna denken dat de wereld zich daar verzameld heeft.   Het is heel fijn dat ze een auto gehuurd hebben en  zo lief zijn om ons bijna elke dag te komen opzoeken, gewoon om aan boord te zijn of om samen naar het strand te gaan, boodschappen te doen in een grote supermarkt, het industrieterrein af te struinen op zoek naar een bankschroef die Frits graag wil kopen, naar de stad Santa Cruz  te rijden om te shoppen. Veel anders konden we er ook niet doen: het regende die hele dag pijpenstelen. Water gutste door de straten en binnen de kortste keren waren onze schoenen doorweekt. We sopten de hele dag met natte koude voeten en de enige manier om het leed te verzachten was lekker in een  shoppingcenter  rond te neuzen,  onszelf  te verwennen met een lekkere lunch  en te  trakteren op koffie met gebak.  Op de terugweg zorgden mist en regen voor een herfstig gevoel.
 
 
In de haven van San Miguel is het water helder en we gaan er allebei in met een schuurborstel om de aangroei op de rompen er af te borstelen. Frits haalt ook schelpen van de kielen, roeren en schroeven. Een koude en vermoeiende klus.
Als we op vrijdag 17 februari de haven uit willen varen  wil de bakboordmotor  niet meer in de achteruit en de stuurboordmotor lekt olie, alweer. We varen toch maar weg voor de oversteek naar La Gomera. Bij controle blijkt aan bakboord dat de trekdrukkabel is losgeschoten  maar dat heeft Frits  snel weer opgelost. Ondanks een gunstig weerbericht draait de wind tegen en wordt hij harder dan verwacht tot af en toe windkracht 7 in vlagen. We gaan tegen de golven in en Salon stampt  ouderwets met de boegen door het water. Met badkuipen tegelijk vliegt zeewater over het dek en het dak tot in de kuip. Zonder tent waren we doorweekt geweest. Een pittig en koud tochtje maar wel één met voldoening als we na uren stampen eindelijk vlak onder de kust in rustig vaarwater komen en het anker  in de mooie ankerbaai van Santiago op La Gomera laten vallen. Onderweg zagen we de vinnen van grienden en er bewoog een grote schuimende vlek voor ons langs. Dat moet een walvis geweest zijn. Toevallig ontmoeten we in deze baai ook Marc en Carola weer en ook zij hadden walvissen gespot.
 
 
We liggen voor een strand met grote keien . Was het eerst windstil en zwoel, in de loop van de nacht gaat het harder waaien en wordt de deining erger. We horen de keien rollen in de branding. Het voelt alsof ze door onze maag rollen en dat slaapt niet echt lekker. Helaas dus, maar de volgende ochtend vertrekken we naar de haven van San Sebastian. Het is een fijne rustige haven met strand aan beide zijden en een dorp op zebrapadafstand. Er hangt een gezellig rustig sfeertje; Er zijn wel veel toeristen als de veerboten aankomen maar de Spaanse sfeer blijft behouden. Leuke straatjes, een plein met hele dikke oude bomen en bergen op de achtergrond. Ofschoon ze vaak in mistige wolken gehuld zijn maken ze het beeld compleet en bijzonder.
 
 
We hebben 2 dagen een auto gehuurd en hebben het hele eiland over gereden via de hoofdwegen. De zuidkant verschilt behoorlijk van de noordkant wat betreft het vochtigheidsgehalte en daarmee samenhangend de begroeiing. De zuidkant is droog en de berghellingen begroeid met decoratieve palmbomen en vele soorten cactussen met vruchten. Bloemen in alle kleuren en maten kondigen de lente aan. Een paardenbloem is hier een reuzenplant met vele knoppen die op springen staan. De bomen en struiken lopen uit, witte Spaanse Margrieten bedekken de berghellingen onder een witte deken, vogels fluiten hun voorjaarslied. Aan de noordkant zijn de bergen groener en natter en meer bebost, de bodem bedekt met varens. Fel lichtgroene vetplanten groeien tussen rotsspleten. Soms zijn de rotswanden van bijzonder licht materiaal. De steen is geërodeerd en makkelijk te verpulveren. Regelmatig vallen stukken steen naar beneden. De berghellingen worden in gaas verpakt om te voorkomen dat puin op de weg valt. Het bos in het Nationaal Park was kil en mistig toen wij er waren. We stopten regelmatig om een stuk van een wandelpad te lopen. Hoog in de bergen was het nog slechts 8 graden in een snijdend koude wind. Mistflarden joegen over de pieken. Weg gekropen in een dikke jas liepen we te genieten van de spectaculaire uitzichten. Zodra we de bergen afdaalden scheen een aangename zon tussen de wolken door en speelde het spel van licht en schaduw op de hellingen. Jassen en sokken konden weer uit. Het eiland heeft ontelbare wandelpaden en is geliefd bij hikers. We hielden het bij korte stukken wandelpad en rondwandelingen door de kleine dorpjes. Dit  eiland is misschien wel het  meest fotogeniek tot nu toe. Bij elke bocht zou ik wel willen stoppen om het steeds veranderende geweldige uitzicht in me op te kunnen nemen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 Het verblijf op La Gomera was misschien iets te kort, maar de wind draait gunstig om naar La Palma te varen. Deze kans willen we niet laten glippen. Vrijdag 24 februari gaan de trossen los en daarmee ontvluchten we de gigantische carnavalsherrie die tot in de kleine uurtjes duurt op het dorpsplein vlakbij.
 
 


 

vrijdag, februari 10, 2017

Verhaal 20: Van Gran Canaria naar Tenerife. 8 februari ‘17


Er hangt een, tegen het zwart aan,  donkere lucht in het noorden van Gran Canaria. Richting  zuiden lonkt het blauw. De wind komt uit het NO en dus is ons besluit snel genomen. Op 2 februari varen we langs de kust van Gran Canaria naar het zuiden. De zon verwarmt de kuip en in korte broek zitten we samen op het voordek te genieten van het uitzicht op de prachtige bergen. Om de wind in de zeilen te houden maken we een paar slagen voor de kust. De zwarte lucht uit het noorden zeilt met ons mee en haalt ons in. De middag is donker en grijs maar daarom niet minder fascinerend. De bergen staren ons nu dreigend aan. De wind valt weg, draait zelfs tegen en we ankeren bij Pasito Blanco, een mooie sfeervolle plek.
 

De volgende dag herhaalt zich het weerbeeld: ’s morgens prachtig  “veel blauw op straat”  maar in de middag zakt een zwart gordijn over de bergen. De zon laat zich niet helemaal kennen en zet vlak voor zonsondergang de wereld nog even in vuur en vlam.
 

De kust tussen Pasito Blanco en Puerto de Mogan is verpest ten gunste van het toerisme. De prachtige bergen zijn verdronken in de verschrikkelijke lelijkheid van bouwsels.  De grauwe appartementsgebouwen en hotels zijn té deprimerend om daar te blijven en we varen door naar Puerto de Mogan waar de bootjes in de haven en de witte huisjes liggen te stralen in de laatste ondergaande zon die de berg met zijn rode en witte steen doet opleven.

 
De volgende morgen daalt het zonlicht  voorzichtig de berg af en schudt om 9u de huisjes op de berg. wakker. Je zal maar zo gelukkig zijn en het eerste huisje van de dag zijn dat het  eerste prille  zonlicht vangt!
We varen op 4 februari onder  de laatste prachtige woeste en  kale bergen van Gran Canaria uit. Donkere diepe kloven waar geen mens nog heeft gelopen, een  berg  die abrupt stopt  als was het een enorme  chocoladetaart waar iemand met een reuzengroot  taartmes een dik stuk recht naar beneden van afgesneden heeft. En de zee likte haar vingers.
 
Gran Canaria voorbij komen we duidelijk in de acceleratiezone. Salon accelereert van 2,5 knoop naar 10,5 knoop. We vliegen er vandoor als Speedy Conzales en zeewater spat hoog op bij de bakboord boeg. Dit lekkere tempo houdt Salon een hele tijd vol ondanks dat wij laatst vonden dat ze zwaar door het water trok alsof ze 8 maand zwanger is. Met de aangroei die ik geconstateerd heb op de roeren en saildrives is dat niet zo gek. Halverwege Gran Canaria en Tenerife wordt de wind rustiger en zakt de snelheid in naar 5 knoop. We kruisen een scheepvaartroute en een tanker kruist ons pad. We wijken beiden een beetje uit en alles gaat goed.
 
De hele dag is het stralend blauw. Hier en daar een flardje of een streepje wolk, vergeten op te vegen. El Teide, de hoogste berg van Spanje, komt steeds duidelijker  in beeld. Later wordt hij toch opgeslokt door een wolkenband die zich langzaam uitbreidt.
 
 
 
We ankeren voor El Teide in de baai bij een grote rode rots. Waarom zou deze toch Montaña Roja heten?
 
 
De avondzon schijnt in de kuip en 3 zeemeeuwen hebben bedacht dat het topje van onze mast de ideale slaapplek moet worden. Ze ruziën er om. De meest hardnekkige trappelt met haar grote gele poten  onhandig op de wiebelende masttop om houvast te vinden. De antenne stoort hem en bij de derde mislukte poging vliegt hij meppend naar de andere twee er vandoor. Een vierde meeuw denkt slim te zijn en zoekt een plek op ons zonnedakje. Maar dan heeft hij niet gerekend op een paar flinke meppen van mijn dagboek op het dak .Verschrikt  en teleurgesteld vliegt hij de anderen achterna. Het is niet dat ik niet van zeemeeuwen houd, ik houd alleen niet van hun poepgaatjes.
Toch hebben de meeuwen me geïnspireerd:
Als ik kon vliegen als een vogel
tot in de blauwe lucht,
Ik zou vliegen blijven vliegen
zwevend op elke zucht.
Ik zou vliegen boven bergen, boven meren, boven dalen,
met de kans om te verdwalen.
Maar dat kan me dan niet schelen,
Als ik maar vliegen kan tot in de blauwe lucht.
 Als ik kon vliegen als een meeuw
tot in de blauwe lucht,
Ik zou vliegen over zeeën
heel ver weg van de kust.
Ik zou zweven, vleugels wijd
heel hoog zweven boven zee.
Ik zou zweven blijven zweven
elke wind die neemt me mee.
Ik zou duiken in de diepten
van het wit schuimend water,
Weer omhoog met natte veren
maar dat is een zorg van later.
Ik vlieg hoger om me te warmen,
Laat me door de zon omarmen.
En dan
zonder het kleinste gerucht
Zweef ik verder en verder
tot het einde van de blauwe lucht.
 
Eindeloos
Ver.
Nog even en de wolkenband trekt zijn grijze sluier over de huisjes van Playa Tarjita, een nog ongerept stukje Spanje.
 
We liggen wel wat te schommelen voor anker, maar dat deert ons niet. Met de luie stoeltjes in de kuip , gewarmd door de zon, een boek, kleine klusjes, broodje bakken, even afkoelen in het water van 18 graden… Dat houden we wel vol tot de zon onder haar dekbed kruipt en de glanzend gele halve maan haar positie hoog boven ons inneemt.  Ze is als een klein  bootje, mastje er op, zeiltje er aan en varen maar. Venus, helder als glas, kruipt er naar toe. Of ze in zal stappen zullen we niet weten. Dan slapen we al.


 
 

 
 
 
 



woensdag, februari 01, 2017

Verhaal 19: Ankeren 1 februari ‘17


Lagen we eerst in het havenkommetje van Las Palmas in een Nederlands onderonsje van 4 catamarans, de laatste dagen zijn we ingesloten door Russen in grote plastic “catamaranbakken” waartussen wij helemaal in het niet vallen.  Polen en Russen maken hun opmars in de zeilwereld lijkt het.

Op 1 februari zijn al onze walwerkzaamheden afgerond en is er geen reden meer nog langer aan de kademuur te blijven liggen. Na de eerste flinke regenbui sinds tijden gooien we de trossen los en gaan we buiten de haven bij het strand voor anker. Afgelopen weken was het ook hier erg druk. Nu is er ruimte te over. Het is alsof we op VAKANTIE  zijn! We hebben weer de ruimte, zien de zee en de binnenkomende veerboten, voelen de vrijheid na 3 weken ingesloten liggen aan een kademuur ( had trouwens ook veel voordelen)  met kleine kakkerlakjes voor wie ik het keukenraampje liever dicht hield; We kunnen langer van de zon genieten die niet meer om 17u verdwijnt achter het rondgebogen dak van een grijs gebouw; kijken uit op het brede strand dat tegen de stad aanleunt en waar kleurig geverfde vissersbootjes geparkeerd staan. onzichtbaar trappelend om weer te mogen dobberen; we horen  de stroom auto’s op de rondweg op gepaste afstand en zien hen om het half uur wijken  voor een ambulance  die zich met een indringend tuuruuluut  een weg baant naar het vlakbij gelegen ziekenhuis;  we zien meer van de mooie verkleurende lucht als de avond valt en later in het donker zijn we sprookjesachtig omarmd door honderden witte, gele en oranje lampjes van de vaste wal. Maar het allerfijnste: we zijn verlost van slijp- en schuurmachines die de verf schuren tot op het kale hout; van hamers die hard op houten spanten meppen; van boormachines die de bootjes doorboren. Kortom: geen tandartswachtkamergevoel meer maar een heerlijk zomers gevoel van lezen buiten in de kuip in de al brandende zon en afkoelen met een duik in het nog frisse water om daarna te tintelen van top tot teen, een lekkere kop koffie met appeltaartje in het verschiet omdat we 33 jaar getrouwd zijn.