dinsdag, juni 30, 2020

Verhaal 15 Juni 2020 Weer Onderweg.



De laatste dagen van mei stonden in het teken van afscheid nemen van elkaar na een lange winterstop van 7 maanden die niemand bedacht zou kunnen hebben bij het aanmeren hier in Almerimar eind oktober 2019.
Nog een laatste Happy Hour, nog een laatste borrel bij Wouter en Paula op de Safari, nog een laatste keer boulen met z’n allen. Daarna is de groep gehalveerd en nemen Piet, Mieke en wij nog één keer de ballen ter hand.

    


En dan staat de kalender opeens geruisloos op 1 juni. We zwaaien de Safari van Wouter en Paula en de Wahoo van Henk en Houkje uit. Zij willen niet langer wachten op wat Madrid gaat beslissen over de lock down maatregelen. Nog even ankeren voor het strand  en dan verdwijnen ze uit het zicht alvast  een stukje naar het oosten opschuivend. Zo lang ze niet buiten de provincie mogen liggen ze daar vast. Het is stil zonder hen.


ontspannen nog even met een fietstochtje naar een volgend dorpje Guardias Viejas waar , zeer on-Spaans, geen enkel terrasje te bekennen  is om de dorst te lessen.


 



Na ontspannen komt inspannen:
We werken verder aan het balkje bij de voorbuis dat nog in de verf moet. 


Frits krijgt wonder boven wonder onze oude Selva motor weer aan de praat. Afgelopen zomer hadden we er veel startproblemen mee en we hebben toen in Alvor een nieuwe Honda gekocht. Onze oude jachtwerfeigenaar in Zuidbroek meende de oplossing te hebben en stuurde onderdelen naar Lonneke die in de grote doos hier belandden.
Hij zaagt uit een plaat perspex de juiste vorm uit om het gat boven de keuken af te dichten. Het was hier niet te krijgen maar Jörg neemt ons mee in de auto. Het gat is dicht, de afwerking komt nog.


Ik heb ook niet stilgezeten, of moet ik zeggen “stilgezwommen”? Ik heb al duikend het hele onderwaterschip schoongeborsteld, gewapend met borstel en plamuurmes, nodig om de hardnekkige kokkels van de rompen te steken. De rompen zijn bedekt met een groen “tapijtje” dat zich er makkelijk laat afwrijven en hier en daar groeit een boompje. Even zo goed ben ik meer dan 3 uur in het water duikend en watertrappelend met mijn duikpak aan en duikbril op. Ik heb ons duikflesje van 5 liter, dat Wouter nog had gevuld ,geprobeerd maar er lekt water in mijn mond en ik verslik me. Beter om zonder fles steeds lucht te happen en dan zo lang mogelijk onder water te duiken en te borstelen. Vermoeidheid voel ik pas als ik weer aan boord ben en onder de douche sta te trillen op mijn benen. Ik heb een grote rauwe plek opgelopen aan mijn rechter hak door de zwemvlies. In het water merkte ik niets maar het duurt dagen voordat ik niet meer half strompelend loop en uiteindelijk is de wond pas vier weken later dicht en voldoende genezen verklaard door dokter Frits zodat ik weer kan douchen en zwemmen.


4 juni is het al weer mis met de wind: hij komt uit het westen, stuwt golven recht de haven in en blaast bij windkracht 9 het zeewater over de dijk. De zon lijkt opgeslokt door het zout, de ramen zijn matglas met glinsterende zoutkorrels.
Wij hebben goede hoop dat vanaf 8 juni we vrij zijn om door heel Andalucia te reizen. Als inderdaad op 8 juni het licht op groen gaat huren we een auto voor twee dagen om mijn ouders te bezoeken. We blijven ons aan de “coronaregels” houden: niet knuffelen, afstand houden, handen wassen…enz. Het is heel gezellig om hen na al die tijd terug te zien. Met hen is alles goed, kerngezond !

Nu we toch een auto hebben wil ik graag nog wat in de omgeving rondrijden. De keus valt op Frigiliana, een bergdorpje van witte huizen met smalle straatjes, belegd met zwarte en witte keitjes , die met treden omhoog klimmen en opgefleurd zijn door vele potten met planten langs de gevels. Het moet een hele opgave zijn om er koelkasten, meubels, bouwmaterialen…etc. naar boven te sjouwen op steekkarren. ( en dan ook nog met mondkapje op in deze zomerse warmte).








We rijden via een ander wit bergdorp, Torrox, weer terug naar de kustweg.




We slaan de laatste voorraden in, nemen afscheid van Jörg die voor een tijdje naar Duitsland vertrekt, vieren met taart en visite Merijn zijn 4de verjaardag en tevens de halfverjaardag van Josephine  en dan is ook onze tijd gekomen om de landvasten los te gooien en de haven uit te varen.




We varen naar het oosten naar Cabo de Gata. De wind is gunstig, de zee nog hobbelig, mijn maag moet even wennen. Zo ook het zeilen zelf. Het blok van de overloop haakt achter de selftailinglier en rukt het bovenste gedeelte er af. Dat blijft geheel ontdaan op de onderste tree van de scoop liggen maar de zwemtrap voorkomt dat hij overboord spoelt. Kleinere onderdelen blijven op het zijdek liggen. Frits kan de lier weer monteren.
We ankeren samen met Edwin en Tonny en Piet en Mieke in de baai om de punt van Cabo de Gata in de prachtige baai Ensenada de los Genevesos, een hele mond vol maar dan heb je ook wat. We maken er hele mooie wandelingen langs het strand, door droge heuvels , over zandpaden tussen bloeiende of uitgebloeide agaven waar zwarte torretjes ons pad kruisen en hagedissen tussen dorre bladeren ritselen, over lanen tussen naaldbomen door, over rotsen tussen gele en rode aarde langs een oude windmolen naar het dorp San José waar dan een koud biertje wacht. Het zijn de glooiingen, de achtergrond van de bergen en de kleuren die mij in vervoering brengen, vooral bij laat zonlicht.







Na een paar gezellige dagen varen de anderen door richting Ibiza. Dat was ook eerst ons oorspronkelijke plan en daarna Italië maar niets is zo veranderlijk als plannen maken en de wind.
Omdat Stijn en Lonneke met hun gezin mogelijk al dit najaar naar Tanzania vertrekken voor Stijn zijn werk, hebben wij gekozen voor de makkelijkste optie: we varen naar “huis”. Ik bedoel  “thuis”in Portugal. We laten de boot in de maand augustus in Alvor bij onze vrienden en zoeken het groen en de gezelligheid van Nederland op.
We passeren nu Almerimar in de andere richting , overnachten in de haven van Adra, op de prachtige zonsondergang na geen aanrader .




We maken een tussenstop in Almuñecar bij mijn ouders. Net zoals afgelopen oktober  was de zee heel kalm en konden we voor het strand ankeren.



Op deze foto is de familie Van Landeghem voor een deel verzameld. Broer Erik woont in een mooi huis achter de eucalyptusbomen vlakbij de flat van mijn ouders. Broer Koen heeft een appartement in het complex rechts op de foto en ik woon op de boot voor het strand.
Er is dagenlang nauwelijks wind, niet te geloven, en veel mijlen worden afgelegd op de motor van Benalmadena naar Ceuta een stukje Spanje in Noord Afrika, grenzend aan Marokko . De zon komt op, precies achter het topje van een berg en zweeft als een grote gele ballon de lucht in. Al snel is hij niet meer te grijpen. Ondanks dat de beide motoren hun best doen lopen we soms niet veel harder dan 2 knopen omdat de stroming ons niet gezind is. We worden wel getrakteerd op een grote pilot whale, spuitend op een halve meter naast de boot. (Ik had er zo op kunnen springen zijn rugvin omklemmen en me laten meevoeren naar de onderwaterwereld); op een grote zwevende rog, op een zwarte haai en op een vermakelijke groep dolfijnen voor de boegen. We komen op de langste dag van het jaar rond 22u30 aan in de haven van Ceuta en worden vriendelijk ontvangen door de politie en de marinero die ons helpt met aanleggen in het schemerdonker. Het is tevens de zwoelste avond tot nu toe en een wandeling door de stad is onvermijdelijk. Boven ons hoofd krijsen de meeuwen in grote getale. Het doet ons denken aam Dover en Bretagne en voelt vertrouwd.



De eerste dag op Ceuta slenteren we door de stad, een verademing na 7 maanden Almerimar. Overal mooie koloniaal aandoende gebouwen, typisch Spaanse pleintjes, terrassen waar de Spanjaarden hun tapa eten, een fort uit de 5de eeuw  met oude Koninklijke stadsmuren dat te bezoeken is, geel gekleurde kerkgebouwen, kleine steile straatjes vooral naar het gedeelte waar Marokkaanse gezinnen wonen. Hun huizen zijn vierkante blokkendozen in allerlei kleurtjes. Op het smalste deel van Ceuta steek je in vijf minuten over van de zuidkant van het eiland naar de noordkant waar het druk is op het strand. Er leidt één trap naar het strand en wachters in oranje hesjes tellen blijkbaar hoeveel mensen het strand op mogen in verband met Corona. Soms wordt mensen de toegang geweigerd terwijl er echt nog wel plaats genoeg is. Wij zien de mensen op het strand en in het water in grote groepen dicht op elkaar. Er wordt omgeroepen wat de regels zijn maar er wordt niet ingegrepen. Ga je van het strand af door een lange onderaardse zigzagtunnel dan moet je plots wel masker op en twee meter afstand houden. Heel bizar. We worden één keer gecontroleerd met een “koortspistooltje” om het strand op te gaan. Om er te komen moeten we tussen Marokkaanse steegjes door en er blijken ook alleen Marokkanen te vertoeven. Plots een hek als afscheiding naar het grote strand waar de Spanjaarden zich vermaken. Is dit toeval? Is hier sprake van scheiding Marokkanen – Spanjaarden? Volgens de wachter heeft het met Corona te maken. Op straat draagt iedereen een mondkapje.











Het schiereiland behoorde tot het Romeinse Rijk maar werd in 931 na Chr. ingepalmd gedurende 500 jaar door de Arabieren. Daarna wisselde het van eigenaren: Spaanse prinsen, Marokkaanse sultans en Portugese koningen.  In een verdrag van 1580 waren Spanje en Portugal verenigd onder één koninkrijk maar toen beide landen  in 1640 zelfstandig werden gaf Portugal per abuis Ceuta aan Spanje. Tot op heden is het Spaans grondgebied. Marokko zou het terug willen net zoals Spanje Gibraltar terug wil. Waar Ceuta grenst aan Marokko is nog een Marokkaans dorp Benzú en even verderop is nog een klein gehuchtje van een paar huizen, de allerlaatste binnen Europa. Beneden van het strand af loopt een dubbel hek omhoog de bergen in, Dat is de grens met Marokko.
Dag twee nemen we de bus zonder vering naar het dorp Benzú. Het is een dorp van niks. Er is niks op een paar gekleurde huizen na. En toch is het speciaal. We wandelen een uur naar boven over een niet al te steile weg naar het uitkijkpunt van Isabella. Van daaruit kijken we op de imposante kale grijze bergen in Marokko. Ver onder ons zien we Benzú . Gezien het aantal auto’s op de parkeerplaats bij een werkplaats moet er toch wel wat bedrijvigheid zijn.





Bij een splitsing lopen we de weg naar beneden om vlakbij het hek te gaan kijken dat de grens aangeeft. Misschien hadden we één voet op Marokkaans grondgebied kunnen zetten. Maar er rijdt toevallig een auto van de Guardia Civil en we worden weggestuurd. De afslag naar boven mag wel. Een stratenveger wijst ons op de bergen in Marokko en legt uit wat we er in moeten zien: “De dode vrouw ”. Het valt niet te ontkennen dat daar hoog boven alles uit een dode vrouw ligt. ( wordt ook “De dode berg “genoemd.)


De huizen op de foto staan in Marokko.


De wind is na 2 dagen gunstig om naar Gibraltar te zeilen. Het is de eerste keer dat de motor niet bij hoeft en we aan de wind 7 tot 8 knopen lopen. Te snel om de POTVIS dichtbij genoeg te laten komen. Zijn gespetter en gesnuif is duidelijk te zien en te horen als hij recht op ons af stevent. Ik schreeuw nog dat we gaan botsen maar omdat we zelf ook vaart hebben gaat hij achter ons langs, kijkt nog even met zijn stompe kop uit het water, zwiept zijn staart ten teken van afscheid en verdwijnt. We hebben het gefilmd, wat nog niet meevalt op een flink bewegend schip. Niet veel later komt een grote groep dolfijnen capriolen vertonen en minutenlang voor de boegen zwemmen tot ze naar dieper water verdwijnen.
Het is druk in de scheepvaartroute, Bij de eerste oversteek een paar dagen eerder lagen veel tankers voor anker te wachten op orders. Nu lijken de meeste te varen, We moeten twee keer uitwijken voor zo’n groot “beest”.


Wij zijn het rode bootje op de AIS. Alle andere driehoekjes zijn andere boten,  Er is aangegeven welke kant ze opgaan en als je er met de muis op klikt dan zie je hoe hard ze varen en of ze dus een bedreiging vormen.

We tanken zeer goedkoop diesel in Gibraltar en  ankeren in de baai van La Linea, een vertrouwd plekje waar we ook afgelopen najaar hebben gelegen. Een ijskoud biertje met overheerlijke tapa bij zomerse temperaturen is wel verdiend.



Het wemelt van de vissen overal om en onder de boot. We springen er midden in ook al is het water nog koud. Frits controleert de schroeven. ( vorige zomer zijn we één schroef verloren)
Op 29 juni starten de motoren en gaat het anker op. Even later springt als een duiveltje uit een doosje de roze zon boven de flats van La Linea. Met de zon in de rug varen we langs een nog ongerept stukje groen Spanje met hier en daar een huisje of klein gehuchtje en kijken tegen dikke mistbanken aan waarachter Marokko verborgen ligt. De hoge berg kan zijn hoofd boven de mist houden maar van de dode vrouw “geen teken van leven.”  De mist blijft uren hangen terwijl wij prachtig warm weer hebben. Weliswaar is de wind pal achter, de golven kort en hoog en achter inrollend met nog een deining uit het westen en de stroom tegen. Een vreemde mix. Salon danst een vreemde wals over de golven, een beetje uit de maat maar we zeilen tenminste op grootzeil en uitgeboomde genua over de andere boeg. Om 10u10 passeren we de meest zuidelijke vuurtoren van Spanje op Tarifa.





Dag, Gibraltar !




Als we midden in een groep duikende en spelende dolfijnen terecht komen  dan is dat  als “de kers op de taart ”. Als we in een groep duikende en spelende ORKA’S terecht komen dan is dat als “ het glas koel bruisende champagne met roodzoete aardbeien”. Onmiskenbaar , met de grote witte vlek op hun wang. Bakboord achter komen ze doelgericht aangezwommen, soms in een koppel, en blijven vlak achter of naast de boot. Sommige maken een sprong uit het water en zwemmen dan net onder het wateroppervlak naar de boeg. De koppels doen aan simultaan springen en overtuigen ons van hun elegante accuratesse. Ze komen in de maanden juli tot september vaker voor  in de Straat van Gibraltar. ( Wij waren Barbate iets voorbij en het water was ongeveer 50 meter diep). Het zijn slimme roofdieren. Bij de Marokkaanse vissers staan ze er om bekend dat ze achter de tonijnen aangaan die de vissers naar boven halen. Als de tonijn op ongeveer 20 meter diepte is opgehaald gaan de orka’s er met de tonijn vandoor . Ze zijn wel zo kien om achter de kop af te bijten omdat ze weten dat in de kop van de tonijn de haak zit.


Ook hier hebben we filmmateriaal van maar dat moet nog bewerkt worden.
Helaas wordt voor de tweede keer de selftailinglier onthoofd. Deze keer fungeert de zwemtrap niet als vangnet en stuitert de kop van de lier van de scoop het water in. Ook al is het maar 20 meter diep, we hebben het nakijken.
Net als de zon in zee verdwijnt varen we de baai aan de overkant van Cadiz in en ankeren bij Santa María voor het strand na 74 Mijl op de teller en 14u en 30 min onderweg. We sluiten deze fijne maand juni af met een ankerplek onder de brug door bij het nieuwe deel van de stad Cadiz, beschutting zoekend voor wind en geschommel.