vrijdag, februari 10, 2017

Verhaal 20: Van Gran Canaria naar Tenerife. 8 februari ‘17


Er hangt een, tegen het zwart aan,  donkere lucht in het noorden van Gran Canaria. Richting  zuiden lonkt het blauw. De wind komt uit het NO en dus is ons besluit snel genomen. Op 2 februari varen we langs de kust van Gran Canaria naar het zuiden. De zon verwarmt de kuip en in korte broek zitten we samen op het voordek te genieten van het uitzicht op de prachtige bergen. Om de wind in de zeilen te houden maken we een paar slagen voor de kust. De zwarte lucht uit het noorden zeilt met ons mee en haalt ons in. De middag is donker en grijs maar daarom niet minder fascinerend. De bergen staren ons nu dreigend aan. De wind valt weg, draait zelfs tegen en we ankeren bij Pasito Blanco, een mooie sfeervolle plek.
 

De volgende dag herhaalt zich het weerbeeld: ’s morgens prachtig  “veel blauw op straat”  maar in de middag zakt een zwart gordijn over de bergen. De zon laat zich niet helemaal kennen en zet vlak voor zonsondergang de wereld nog even in vuur en vlam.
 

De kust tussen Pasito Blanco en Puerto de Mogan is verpest ten gunste van het toerisme. De prachtige bergen zijn verdronken in de verschrikkelijke lelijkheid van bouwsels.  De grauwe appartementsgebouwen en hotels zijn té deprimerend om daar te blijven en we varen door naar Puerto de Mogan waar de bootjes in de haven en de witte huisjes liggen te stralen in de laatste ondergaande zon die de berg met zijn rode en witte steen doet opleven.

 
De volgende morgen daalt het zonlicht  voorzichtig de berg af en schudt om 9u de huisjes op de berg. wakker. Je zal maar zo gelukkig zijn en het eerste huisje van de dag zijn dat het  eerste prille  zonlicht vangt!
We varen op 4 februari onder  de laatste prachtige woeste en  kale bergen van Gran Canaria uit. Donkere diepe kloven waar geen mens nog heeft gelopen, een  berg  die abrupt stopt  als was het een enorme  chocoladetaart waar iemand met een reuzengroot  taartmes een dik stuk recht naar beneden van afgesneden heeft. En de zee likte haar vingers.
 
Gran Canaria voorbij komen we duidelijk in de acceleratiezone. Salon accelereert van 2,5 knoop naar 10,5 knoop. We vliegen er vandoor als Speedy Conzales en zeewater spat hoog op bij de bakboord boeg. Dit lekkere tempo houdt Salon een hele tijd vol ondanks dat wij laatst vonden dat ze zwaar door het water trok alsof ze 8 maand zwanger is. Met de aangroei die ik geconstateerd heb op de roeren en saildrives is dat niet zo gek. Halverwege Gran Canaria en Tenerife wordt de wind rustiger en zakt de snelheid in naar 5 knoop. We kruisen een scheepvaartroute en een tanker kruist ons pad. We wijken beiden een beetje uit en alles gaat goed.
 
De hele dag is het stralend blauw. Hier en daar een flardje of een streepje wolk, vergeten op te vegen. El Teide, de hoogste berg van Spanje, komt steeds duidelijker  in beeld. Later wordt hij toch opgeslokt door een wolkenband die zich langzaam uitbreidt.
 
 
 
We ankeren voor El Teide in de baai bij een grote rode rots. Waarom zou deze toch Montaña Roja heten?
 
 
De avondzon schijnt in de kuip en 3 zeemeeuwen hebben bedacht dat het topje van onze mast de ideale slaapplek moet worden. Ze ruziën er om. De meest hardnekkige trappelt met haar grote gele poten  onhandig op de wiebelende masttop om houvast te vinden. De antenne stoort hem en bij de derde mislukte poging vliegt hij meppend naar de andere twee er vandoor. Een vierde meeuw denkt slim te zijn en zoekt een plek op ons zonnedakje. Maar dan heeft hij niet gerekend op een paar flinke meppen van mijn dagboek op het dak .Verschrikt  en teleurgesteld vliegt hij de anderen achterna. Het is niet dat ik niet van zeemeeuwen houd, ik houd alleen niet van hun poepgaatjes.
Toch hebben de meeuwen me geïnspireerd:
Als ik kon vliegen als een vogel
tot in de blauwe lucht,
Ik zou vliegen blijven vliegen
zwevend op elke zucht.
Ik zou vliegen boven bergen, boven meren, boven dalen,
met de kans om te verdwalen.
Maar dat kan me dan niet schelen,
Als ik maar vliegen kan tot in de blauwe lucht.
 Als ik kon vliegen als een meeuw
tot in de blauwe lucht,
Ik zou vliegen over zeeën
heel ver weg van de kust.
Ik zou zweven, vleugels wijd
heel hoog zweven boven zee.
Ik zou zweven blijven zweven
elke wind die neemt me mee.
Ik zou duiken in de diepten
van het wit schuimend water,
Weer omhoog met natte veren
maar dat is een zorg van later.
Ik vlieg hoger om me te warmen,
Laat me door de zon omarmen.
En dan
zonder het kleinste gerucht
Zweef ik verder en verder
tot het einde van de blauwe lucht.
 
Eindeloos
Ver.
Nog even en de wolkenband trekt zijn grijze sluier over de huisjes van Playa Tarjita, een nog ongerept stukje Spanje.
 
We liggen wel wat te schommelen voor anker, maar dat deert ons niet. Met de luie stoeltjes in de kuip , gewarmd door de zon, een boek, kleine klusjes, broodje bakken, even afkoelen in het water van 18 graden… Dat houden we wel vol tot de zon onder haar dekbed kruipt en de glanzend gele halve maan haar positie hoog boven ons inneemt.  Ze is als een klein  bootje, mastje er op, zeiltje er aan en varen maar. Venus, helder als glas, kruipt er naar toe. Of ze in zal stappen zullen we niet weten. Dan slapen we al.


 
 

 
 
 
 



0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage