Verhaal 31: De cirkel is rond 29 juni ‘17
Bij Portimaõ knalt de
muziek veel te hard uit de boxen zowel overdag als ’s nachts en we
verkassen naar onze fijne ankerplek bij het dorp Ferragudo waar we al twee
zomers heerlijk voor het strand lagen , alleen en ver van de drukte vandaan ,
voor de hoge schoorsteen waar vader ooievaar op zondagmorgen zijn vrouwtje zo
lief toekleppert. Maar dat is nu verleden tijd. Tot 2 keer toe werden we om 6
uur ’s morgens bruut uit ons bed getoeterd
door een grote grijze Harbour Pilotboot met strenge mannen in uniform
aan boord. De eerste keer werd als reden opgegeven dat er een groot cruiseschip
aankwam en dat het moest draaien daar waar wij lagen. Binnen een half uur zou
het schip er zijn. We starten de motor en varen naar de andere schepen bij
Portimaõ en kruipen weer in bed. De volgende dag werden we overdag al ergens op
een andere plek weg gestuurd. We ankeren 's avonds weer bij Ferragudo maar ver buiten het diepe
vaarwater , niemand in de weg liggend. Niet te geloven dat diezelfde uniformen
ons de volgende ochtend om 7 uur weer uit bed toeteren, deze keer nog bruter en
aanhoudender. Je schrikt je lam . De strenge man foetert geïrriteerd : “Had ik
jullie niet gezegd gisteren dat je hier niet meer mag ankeren !” Frits probeert
een gesprek en vraagt de man uit waarom het niet mag en dat we hier veel vaker
ankerden en het toen wel mocht….Het uniform is niet in de stemming om uitleg te
geven : “Het mocht nooit en het mag nu ook niet. Onmiddellijk wegvaren. “ bast hij. We volgen het bevel maar op voordat
hij begint te schieten.
Omdat Frits 3 afspraken heeft in het ziekenhuis van Alvor bij de
KNO-arts vanwege het feit dat hij af
en toe niet goed hoort, varen we weer naar
Alvor terug. Wat een opluchting: hier een heel waddengebied waar je te kust en
te keur kan ankeren en niemand moeilijk
doet. Er liggen nog een paar Nederlanders uit Friesland waar we gezellige
avonden mee doorbrengen. Jaap en Anky liggen hier al zes jaar voor anker aan
een eigen ankerboei. Jaap en Ali hebben deze mooie plek ook al een paar jaar
geleden ontdekt en ook Arie kent het hier als zijn broekzak en vaart tegenwoordig met een trimaran rond
die hij uit Amerika heeft overgezeild.
Frits kreeg medicijnen en inmiddels gaat
het beter.
Arie |
Jaap en Anky |
De laatste dagen in Alvor is er een hittegolf en stijgt de
temperatuur naar 34 gr. We springen beiden vaak in het water dat nu ook warm
aanvoelt. Het verbaast ons niet dat op het land bosbranden uitbreken.
Woensdag 21
juni, op de langste dag van het jaar, als mijn ouders 62 jaar getrouwd zijn,
halen we het anker op en varen we naar Culatra, een eilandje in het
waddengebied ten zuiden van Faro waar we aan het begin van deze reis begonnen zijn.
Het is de eerste frisse dag sinds tijden met maar 23 graden en een frisse wind.
De lucht is grijsachtig melkwit, af en
toe onderbroken door een gaatje blauw zodat de zon ons een geruststellende
knipoog kan geven dat ze niet écht weg is. Als de wind wat aantrekt kunnen we
lekker zeilen. Er staat nog een rare deining en golven tegen de wind in waardoor we toch
moeten wennen aan de bewegingen. Eigenlijk is de zee best rustig. Ze lijkt een beetje verkouden en
hoest hier en daar wit schuim op. Een Zwarte Jager duikt in het opgehoeste
schuim naar een lekker visje. Wij hebben de vislijn uren uit gezet maar geen vis die wou bijten. De hele tocht
hebben we jonge Jan van Genten gezien. Een groep van 10 vliegt in perfecte
formatie. Ze vliegen in de vorm van een grote straaljager. Met precisie getimed schieten ze tegelijk omhoog de lucht
in zonder één enkele hapering , neus in de lucht. Het lijkt één grote vogel
i.p.v. 10 afzonderlijke vogels. Plots schrikken we op van een harde knal op het
voordek: de buis met radarreflector valt
uit de mast naar beneden in drie stukken, gelukkig niet op ons hoofd . Het
plastic is er na 24 jaar dienst doen klaar mee. De ingang bij Culatra is
spannend. De stroom is tegen, de wind is mee. In de haveningang staan wilde
warrige golven die proberen vat op Salon te krijgen. Als in een wasmachine
spoelen we met 10 knoop naar binnen en even later liggen we rustig voor
een strand te kijken naar de
zonsondergang.
Een volgend eilandje is Armona vergelijkbaar met Culatra, met het
verschil dat dáár nog vijftig boten ankerden voor het dorp en hier nog slechts drie. De weg hierheen gaat
door smalle geulen tussen zandbanken en mosselbanken door. We doen het bij half
tij: dan staat er nog genoeg water in de geul en is goed te zien waar de zandbanken
zich bevinden. Overal zien we mensen aan het werk die kleine mosseltjes
schrapen in de drooggevallen zandbodem, of die aan het werk zijn bij de mossel-
en oesterbanken. De mossels en oesters
zitten in zakken van gaas en liggen op rekken. Alleen bij laag water kan er aan
gewerkt worden. De geul is smal en ondiep waardoor de meeste jachten afzien van
deze trip. Wij zijn slechts 70 cm diep en kunnen nog doorvaren als de dieptemeter 0,8 meter aangeeft. Dan is het wel spannend.
Als we vastlopen moeten we wachten tot het volgende tij hoog water. Het dorp
Armona is net als Culatra een dorp van kleine lage meestal witte huizen met
kleurige randen, op zand gebouwd . Grote agaven, parasoldennen en kleurige bougainville
zorgen voor een fleurig geheel. Asfaltstraten zijn er niet; slechts betonpaden
helemaal tot het strand aan de zuidkant waar een prachtig wit strand ligt te
fonkelen in de zon. We maken er een wandeling.
We wagen het nog verder door te varen door een kronkelende smalle
geul naar het eind van het eiland en ankeren bij het dorp Fuzeta. Hier zijn we het enige jacht . Het
dorp is niet bijzonder mooi maar wel typisch Portugees. We willen nog verder
doorvaren maar blijven steken op een grote zandplaat. Bij laag water is zand zo
ver als we kunnen kijken , op de geul na. Omgeven door een maanlandschap van
zandkuilen, soms nog met water gevuld, ruige ribbels in allerlei vormen en patronen die aantonen hoe grillig
het water hier stroomt. Het ligt bezaaid met schelpen in vele soorten en maten.
Ik vind een paar hele mooie om aan mijn schelpenmand toe te voegen. Soms zakken
we tot de knieën weg in het zachte zand en halen onze voetzolen open aan kapotte
schelpen. Ooievaars en witte reigertjes
paraderen in de buurt van de boot en pikken kleine visjes uit het ondiepe
water. We volgen de geul nog een klein stukje tot het volgende eiland Tavira.
We maken lange wandelingen door het maanlandschap en langs het strand, vermoeiender dan hiken in
de bergen van La Palma. De hitte houdt aan. Meer dan een week is het rond de 34
graden. Soms zijn we blij dat er wat wolken ten tonele verschijnen. ’s Morgens is
het vaak windstil en in de loop van de dag trekt de wind aan. Twee dagen lang
was het “guur weer” in de namiddag : een harde hete verschroeiende wind,
windkracht 7 tot 8 die ons van dek blies en mijn haar binnen een minuut droog
föhnde na het zwemmen. Het kwik bleef ’s
nachts rond de 30 graden hangen. Een kleine onweersbui van een paar minuten en
een paar druppen voeren geel vettig zand mee dat neerslaat op het dek en de
luiken. Het zou eens flink moeten doorregenen.
Frits inspecteert de mosselbanken |
We durven de uitgang naar
zee tussen het eiland Armona en Tavira niet te nemen: te veel kronkelende
zandbanken en onbekende geulen. We nemen dezelfde weg terug als we gekomen zijn
door de geulen naar Armona en daar durven we de uitdaging door de onzichtbare
geulen de uitweg naar zee wel te nemen. De digitale kaart, die niet helemaal
klopt met de werkelijkheid, en een binnenkomend vissersschip leiden ons naar
buiten. Als de dieptemeter bij afgaand water eventjes nog maar 0,9 meter
aangeeft is het wel spannend. Het gaat goed. Vlak onder de kust zeilen we
heerlijk met de wind achter, naar Rio Guadiana, de “vlaggetjesdans”
ontspringend. Het stikt van de vissersboeitjes en als er maar een vlaggetje
aanzit dan zie je ze wel, maar soms is het slechts een groene plastic fles met
de kleur van het water of soms een stukje wit piepschuim van een vierkante
decimeter met de kleur van het schuim op de golfjes. Dat schiet niet echt op.
Veilig zeilen we met 9 knoop de Rio Guadiana
op . Aangezien wij hier ook de reis begonnen zijn in 2016, is de cirkel nu
rond.
Alcoutim aan Portugese oever. Salon draait op de wind en de stroming grote cirkels zodat we de ene keer in Spanje liggen en de andere keer in Portugal |
San Lucar aan Spaanse oever |