Verhaal 15 Juni 2020 Weer Onderweg.
De laatste dagen van mei stonden in het teken van afscheid
nemen van elkaar na een lange winterstop van 7 maanden die niemand bedacht zou
kunnen hebben bij het aanmeren hier in Almerimar eind oktober 2019.
Nog een laatste Happy Hour, nog een laatste borrel bij
Wouter en Paula op de Safari, nog een laatste keer boulen met z’n allen. Daarna
is de groep gehalveerd en nemen Piet, Mieke en wij nog één keer de ballen ter hand.
En dan staat de kalender opeens geruisloos op 1 juni. We
zwaaien de Safari van Wouter en Paula en de Wahoo van Henk en Houkje uit. Zij
willen niet langer wachten op wat Madrid gaat beslissen over de lock down maatregelen. Nog even ankeren
voor het strand en dan verdwijnen ze uit
het zicht alvast een stukje naar het
oosten opschuivend. Zo lang ze niet buiten de provincie mogen liggen ze daar
vast. Het is stil zonder hen.
ontspannen nog even met een fietstochtje naar een volgend
dorpje Guardias Viejas waar , zeer
on-Spaans, geen enkel terrasje te bekennen is om de dorst te lessen.
Na ontspannen komt inspannen:
We werken verder aan
het balkje bij de voorbuis dat nog in de verf moet.
Frits krijgt wonder boven wonder onze oude Selva motor weer
aan de praat. Afgelopen zomer hadden we er veel startproblemen mee en we hebben
toen in Alvor een nieuwe Honda gekocht. Onze oude jachtwerfeigenaar in
Zuidbroek meende de oplossing te hebben en stuurde onderdelen naar Lonneke die
in de grote doos hier belandden.
Hij zaagt uit een
plaat perspex de juiste vorm uit om het gat boven de keuken af te dichten. Het
was hier niet te krijgen maar Jörg neemt ons mee in de auto. Het gat is
dicht, de afwerking komt nog.
Ik heb ook niet stilgezeten, of moet ik zeggen
“stilgezwommen”? Ik heb al duikend het hele onderwaterschip schoongeborsteld,
gewapend met borstel en plamuurmes, nodig om de hardnekkige kokkels van de
rompen te steken. De rompen zijn bedekt met een groen “tapijtje” dat zich er
makkelijk laat afwrijven en hier en daar groeit een boompje. Even zo goed ben
ik meer dan 3 uur in het water duikend en watertrappelend met mijn duikpak aan
en duikbril op. Ik heb ons duikflesje van 5 liter, dat Wouter nog had gevuld ,geprobeerd
maar er lekt water in mijn mond en ik verslik me. Beter om zonder fles steeds
lucht te happen en dan zo lang mogelijk onder water te duiken en te borstelen.
Vermoeidheid voel ik pas als ik weer aan boord ben en onder de douche sta te trillen
op mijn benen. Ik heb een grote rauwe plek opgelopen aan mijn rechter hak door
de zwemvlies. In het water merkte ik niets maar het duurt dagen voordat ik niet
meer half strompelend loop en uiteindelijk is de wond pas vier weken later
dicht en voldoende genezen verklaard door dokter Frits zodat ik weer kan douchen
en zwemmen.
4 juni is het al weer mis met de wind: hij komt uit het westen, stuwt golven recht de haven in en blaast bij windkracht 9 het zeewater over de dijk. De zon lijkt opgeslokt door het zout, de ramen zijn matglas met glinsterende zoutkorrels.
Wij hebben goede hoop dat vanaf 8 juni we vrij zijn om door heel Andalucia te reizen. Als inderdaad op 8 juni het licht op groen gaat huren we een auto voor twee dagen om mijn ouders te bezoeken. We blijven ons aan de “coronaregels” houden: niet knuffelen, afstand houden, handen wassen…enz. Het is heel gezellig om hen na al die tijd terug te zien. Met hen is alles goed, kerngezond !
Nu we toch een auto hebben wil ik graag nog wat in de
omgeving rondrijden. De keus valt op Frigiliana, een bergdorpje van witte
huizen met smalle straatjes, belegd met zwarte en witte keitjes , die met
treden omhoog klimmen en opgefleurd zijn door vele potten met planten langs de
gevels. Het moet een hele opgave zijn om er koelkasten, meubels, bouwmaterialen…etc.
naar boven te sjouwen op steekkarren. ( en dan ook nog met mondkapje op in deze
zomerse warmte).
We rijden via een ander wit bergdorp, Torrox, weer terug
naar de kustweg.
We slaan de laatste voorraden in, nemen afscheid van Jörg
die voor een tijdje naar Duitsland vertrekt, vieren met taart en visite Merijn
zijn 4de verjaardag en tevens de halfverjaardag van Josephine en dan is ook onze tijd gekomen om de
landvasten los te gooien en de haven uit te varen.
We varen naar het oosten naar Cabo de Gata. De wind is
gunstig, de zee nog hobbelig, mijn maag moet even wennen. Zo ook het zeilen
zelf. Het blok van de overloop haakt achter de selftailinglier en rukt het
bovenste gedeelte er af. Dat blijft geheel ontdaan op de onderste tree van de
scoop liggen maar de zwemtrap voorkomt dat hij overboord spoelt. Kleinere
onderdelen blijven op het zijdek liggen. Frits kan de lier weer monteren.
We ankeren samen met Edwin en Tonny en Piet en Mieke in de
baai om de punt van Cabo de Gata in de prachtige baai Ensenada de los
Genevesos, een hele mond vol maar dan heb je ook wat. We maken er hele mooie
wandelingen langs het strand, door droge heuvels , over zandpaden tussen
bloeiende of uitgebloeide agaven waar zwarte torretjes ons pad kruisen en
hagedissen tussen dorre bladeren ritselen, over lanen tussen naaldbomen door,
over rotsen tussen gele en rode aarde langs een oude windmolen naar het dorp
San José
waar dan een koud biertje wacht. Het zijn de glooiingen, de achtergrond van de
bergen en de kleuren die mij in vervoering brengen, vooral bij laat zonlicht.
Na een paar gezellige dagen varen de anderen door richting
Ibiza. Dat was ook eerst ons oorspronkelijke plan en daarna Italië
maar niets is zo veranderlijk als plannen maken en de wind.
Omdat Stijn en Lonneke met hun gezin mogelijk al dit najaar
naar Tanzania vertrekken voor Stijn zijn werk, hebben wij gekozen voor de
makkelijkste optie: we varen naar “huis”. Ik bedoel “thuis”in Portugal. We laten de boot in de
maand augustus in Alvor bij onze vrienden en zoeken het groen en de
gezelligheid van Nederland op.
We passeren nu Almerimar in de andere richting , overnachten
in de haven van Adra, op de prachtige zonsondergang na geen aanrader .
We maken
een tussenstop in Almuñecar bij mijn ouders. Net zoals afgelopen oktober was de zee heel kalm en konden we voor het
strand ankeren.
Op deze foto is de familie Van Landeghem voor een deel
verzameld. Broer Erik woont in een mooi huis achter de eucalyptusbomen vlakbij
de flat van mijn ouders. Broer Koen heeft een appartement in het complex rechts
op de foto en ik woon op de boot voor het strand.
Er is dagenlang nauwelijks wind, niet te geloven, en veel
mijlen worden afgelegd op de motor van Benalmadena naar Ceuta een stukje Spanje
in Noord Afrika, grenzend aan Marokko . De zon komt op, precies achter het topje
van een berg en zweeft als een grote gele ballon de lucht in. Al snel is hij
niet meer te grijpen. Ondanks dat de beide motoren hun best doen lopen we
soms niet veel harder dan 2 knopen omdat de stroming ons niet gezind is. We
worden wel getrakteerd op een grote pilot whale, spuitend op een halve meter
naast de boot. (Ik had er zo op kunnen springen zijn rugvin omklemmen en me
laten meevoeren naar de onderwaterwereld); op een grote zwevende rog, op een
zwarte haai en op een vermakelijke groep dolfijnen voor de boegen. We komen op
de langste dag van het jaar rond 22u30 aan in de haven van Ceuta en worden
vriendelijk ontvangen door de politie en de marinero die ons helpt met
aanleggen in het schemerdonker. Het is tevens de zwoelste avond tot nu toe en
een wandeling door de stad is onvermijdelijk. Boven ons hoofd krijsen de
meeuwen in grote getale. Het doet ons denken aam Dover en Bretagne en voelt
vertrouwd.
De eerste dag op Ceuta slenteren we door de stad, een
verademing na 7 maanden Almerimar. Overal mooie koloniaal aandoende gebouwen,
typisch Spaanse pleintjes, terrassen waar de Spanjaarden hun tapa eten, een
fort uit de 5de eeuw met oude
Koninklijke stadsmuren dat te bezoeken is, geel gekleurde kerkgebouwen, kleine
steile straatjes vooral naar het gedeelte waar Marokkaanse gezinnen wonen. Hun
huizen zijn vierkante blokkendozen in allerlei kleurtjes. Op het smalste deel
van Ceuta steek je in vijf minuten over van de zuidkant van het eiland naar de
noordkant waar het druk is op het strand. Er leidt één trap naar het strand en
wachters in oranje hesjes tellen blijkbaar hoeveel mensen het strand op mogen
in verband met Corona. Soms wordt mensen de toegang geweigerd terwijl er echt
nog wel plaats genoeg is. Wij zien de mensen op het strand en in het water in
grote groepen dicht op elkaar. Er wordt omgeroepen wat de regels zijn maar er
wordt niet ingegrepen. Ga je van het strand af door een lange onderaardse
zigzagtunnel dan moet je plots wel masker op en twee meter afstand houden. Heel
bizar. We worden één keer gecontroleerd met een “koortspistooltje” om het
strand op te gaan. Om er te komen moeten we tussen Marokkaanse steegjes door en
er blijken ook alleen Marokkanen te vertoeven. Plots een hek als afscheiding
naar het grote strand waar de Spanjaarden zich vermaken. Is dit toeval? Is hier
sprake van scheiding Marokkanen – Spanjaarden? Volgens de wachter heeft het met
Corona te maken. Op straat draagt iedereen een mondkapje.
Het schiereiland behoorde tot het Romeinse Rijk maar werd in
931 na Chr. ingepalmd gedurende 500 jaar door de Arabieren. Daarna wisselde het
van eigenaren: Spaanse prinsen, Marokkaanse sultans en Portugese koningen. In een verdrag van 1580 waren Spanje en
Portugal verenigd onder één koninkrijk maar toen beide landen in 1640 zelfstandig werden gaf Portugal per
abuis Ceuta aan Spanje. Tot op heden is het Spaans grondgebied. Marokko zou het
terug willen net zoals Spanje Gibraltar terug wil. Waar Ceuta grenst aan
Marokko is nog een Marokkaans dorp Benzú en even verderop is nog een klein gehuchtje
van een paar huizen, de allerlaatste binnen Europa. Beneden van het strand af
loopt een dubbel hek omhoog de bergen in, Dat is de grens met Marokko.
Dag twee nemen we de bus zonder vering naar het dorp Benzú. Het is
een dorp van niks. Er is niks op een paar gekleurde huizen na. En toch is het
speciaal. We wandelen een uur naar boven over een niet al te steile weg naar
het uitkijkpunt van Isabella. Van daaruit kijken we op de imposante kale grijze
bergen in Marokko. Ver onder ons zien we Benzú . Gezien het aantal auto’s op de
parkeerplaats bij een werkplaats moet er toch wel wat bedrijvigheid zijn.
Bij een splitsing lopen we de weg naar beneden om vlakbij
het hek te gaan kijken dat de grens aangeeft. Misschien hadden we één
voet op Marokkaans grondgebied kunnen zetten. Maar er rijdt toevallig een auto
van de Guardia Civil en we worden weggestuurd. De afslag naar boven mag wel.
Een stratenveger wijst ons op de bergen in Marokko en legt uit wat we er in
moeten zien: “De dode vrouw ”. Het valt niet te ontkennen dat daar hoog boven
alles uit een dode vrouw ligt. ( wordt ook “De dode berg “genoemd.)
De huizen op de foto staan in Marokko. |
De wind is na 2 dagen gunstig om naar Gibraltar te zeilen.
Het is de eerste keer dat de motor niet bij hoeft en we aan de wind 7 tot 8
knopen lopen. Te snel om de POTVIS dichtbij genoeg te laten komen. Zijn
gespetter en gesnuif is duidelijk te zien en te horen als hij recht op ons af
stevent. Ik schreeuw nog dat we gaan botsen maar omdat we zelf ook vaart hebben
gaat hij achter ons langs, kijkt nog even met zijn stompe kop uit het water, zwiept zijn staart ten teken van afscheid en verdwijnt. We hebben het gefilmd, wat nog niet meevalt op een
flink bewegend schip. Niet veel later komt een grote groep dolfijnen capriolen
vertonen en minutenlang voor de boegen zwemmen tot ze naar dieper water
verdwijnen.
Het is druk in de scheepvaartroute, Bij de eerste oversteek
een paar dagen eerder lagen veel tankers voor anker te wachten op orders. Nu
lijken de meeste te varen, We moeten twee keer uitwijken voor zo’n groot
“beest”.
We tanken zeer goedkoop diesel in Gibraltar en ankeren in de baai van La Linea, een vertrouwd plekje waar we ook afgelopen najaar hebben gelegen. Een ijskoud biertje met overheerlijke tapa bij zomerse temperaturen is wel verdiend.
Het wemelt van de vissen overal om en onder de boot. We springen er midden in
ook al is het water nog koud. Frits controleert de schroeven. ( vorige zomer
zijn we één
schroef verloren)
Op 29 juni starten de motoren en gaat het anker op. Even
later springt als een duiveltje uit een doosje de roze zon boven de flats van
La Linea. Met de zon in de rug varen we langs een nog ongerept stukje groen
Spanje met hier en daar een huisje of klein gehuchtje en kijken tegen dikke
mistbanken aan waarachter Marokko verborgen ligt. De hoge berg kan zijn hoofd
boven de mist houden maar van de dode vrouw “geen teken van leven.” De mist blijft uren hangen terwijl wij
prachtig warm weer hebben. Weliswaar is de wind pal achter, de golven kort en
hoog en achter inrollend met nog een deining uit het westen en de stroom tegen.
Een vreemde mix. Salon danst een vreemde wals over de golven, een beetje uit de
maat maar we zeilen tenminste op grootzeil en uitgeboomde genua over de andere
boeg. Om 10u10 passeren we de meest zuidelijke vuurtoren van Spanje op Tarifa.
Dag, Gibraltar ! |
Als we midden in een
groep duikende en spelende dolfijnen terecht komen dan is dat
als “de kers op de taart ”. Als we in een groep duikende en spelende
ORKA’S terecht komen dan is dat als “ het glas koel bruisende champagne met
roodzoete aardbeien”. Onmiskenbaar , met de grote witte vlek op hun wang.
Bakboord achter komen ze doelgericht aangezwommen, soms in een koppel, en blijven
vlak achter of naast de boot. Sommige maken een sprong uit het water en zwemmen
dan net onder het wateroppervlak naar de boeg. De koppels doen aan simultaan
springen en overtuigen ons van hun elegante accuratesse. Ze komen in de maanden
juli tot september vaker voor in de
Straat van Gibraltar. ( Wij waren Barbate iets voorbij en het water was
ongeveer 50 meter diep). Het zijn slimme roofdieren. Bij de Marokkaanse vissers
staan ze er om bekend dat ze achter de tonijnen aangaan die de vissers naar
boven halen. Als de tonijn op ongeveer 20 meter diepte is opgehaald gaan de
orka’s er met de tonijn vandoor . Ze zijn wel zo kien om achter de kop af te
bijten omdat ze weten dat in de kop van de tonijn de haak zit.
Ook hier hebben we filmmateriaal van maar dat moet nog
bewerkt worden.
Helaas wordt voor de tweede keer de selftailinglier
onthoofd. Deze keer fungeert de zwemtrap niet als vangnet en stuitert de kop
van de lier van de scoop het water in. Ook al is het maar 20 meter diep, we
hebben het nakijken.
Net als de zon in zee verdwijnt varen we de baai aan de
overkant van Cadiz in en ankeren bij Santa María voor het strand na 74 Mijl op
de teller en 14u en 30 min onderweg. We sluiten deze fijne maand juni af met een
ankerplek onder de brug door bij het nieuwe deel van de stad Cadiz, beschutting
zoekend voor wind en geschommel.