Verhaal 32: Rio Guadiana en verder…. tot eindpunt Cadíz 9 juli '17
We varen 4uur lang de rivier op, op zoek naar Ruud. We leerden hem kennen toen we in
1982 voor het eerst hier rond zeilden met de eerste catamaran van Frits, de Orion.
Ruud en zijn vriendin hadden hier een stuk grond gekocht, er een huisje op
gebouwd en een moestuintje aangelegd. Kipjes scharrelden in de schaduw van grote vijgenbomen en voor de oever lag
hun zeilboot aan een betonblok in het water. Wij maakten eveneens een betonblok
en lieten Orion voor een winter achter onder de hoede van Ruud. We hoorden van
Marc en Carola dat Ruud, inmiddels 70 jaar, hier nog steeds verblijft. Zij
hadden hem ontmoet. Het lijkt ons erg leuk hem te vinden. Tevergeefs. Zijn boot ligt er niet. Later horen we van
anderen dat Ruud op dit moment in Nederland is, aan het Paterswoldsemeer nog
wel.
We ankeren tussen het Spaanse dorpje San Lucar en het
Portugese dorpje Alcoutím. Al naargelang de boot draait op de stroom of op de wind
liggen we de ene keer in Spaans water en de andere keer in Portugees. In Spanje
slaat de kerktoren 5 uur als hij op het zelfde moment in Portugal 4 uur slaat. Grappig,
we leven in twee tijdzones tegelijk..We zakken de rivier een stukje af en blijven hangen bij het gehucht Laranjeiras aan Portugese oever. Het ziet er gezellig uit met rode parasolletjes aan het water, maar bovendien ligt hier ook de catamaran Manitou van de Deense Klaus en zijn Poolse vriendin Anna. We hadden hen op Lanzarote en Fuerteventura ontmoet. We brengen twee gezellige dagen samen door, nog net voordat ze op het vliegtuig naar Denemarken stappen, de boot achterlatend aan een boei samen met de boot van Anna. Zij heeft haar boot opgehaald uit Rabat waar ze hem achtergelaten had in de haven toen ze op de Manitou naar de Canarische Eilanden vertrokken. Zo heeft ieder zijn eigen verhaal, zijn eigen manier van onderweg zijn.
Laranjeiras is niet groter dan twee handen vol huizen , een restaurantje en een bar aan
het water. Vele vervallen huisjes naast mooi geverfde nieuwe huizen. Het ligt
tegen de vergeelde heuvels aan die bespikkeld zijn met olijf- en amandelbomen.
In het dorpje is niets te krijgen. Ik moet wachten op de auto die brood, vlees
en groenten langs brengt. Het is alleen nooit duidelijk wanneer die auto komt.
Ik mis hem twee keer en dus is ons brood en de rest allemaal op. De mensen zijn
aardig en ik kan een brood kopen in het restaurant. Marcía van het restaurant koopt wel
weer een brood als de auto komt. Vissers brengen hun magere vangst van kleine
palinkjes aan wal en spuiten hun netten schoon.
Ik maak mooie wandelingen de heuvels in over stenig zandpad
terwijl Frits een Nederlandse man helpt met een generatorprobleem.
We liggen nog twee dagen aan een steigertje midden in de Portugese rimboe,
vlakbij de enorme brug die Spanje en Portugal met elkaar verbindt. Er zou een
restaurantje zijn. We lopen bijna een uur over een zandpad, distels, stenen,
kuilen, zoutvlaktes, koeienvlaaien, geitenkeutels, hitte en dorst trotserend,
enkel omringd door vogel- en krekelgeluiden. Geen restaurant, tenzij we nóg
drie kwartier lopen. We draaien om en lopen dezelfde weg met prachtig uitzicht
over de rivier terug. Salon heeft ook een uitmuntend restaurant, al staat er
voor deze avond alleen maar omelet met kaas en getoast brood op het menu. Of ik
had op krabbenjacht moeten gaan. In de modder schieten krabbengezinnen
zijdelings weg over de modder. Bang geworden voor onze voetstappen verstoppen
ze zich snel in gaten . Het zal wel de vader zijn die zijn ene , buiten
proporties grote schaar, buiten het holletje in de modder laat liggen: “ Wee je
gebeente als je het waagt dichterbij te komen!”
bedoelt hij hiermee te zeggen.
Het Spaanse Ayamonte is dichtbij om de volgende dag te
bevoorraden. Ook deze keer passen we onder de brug door al lijkt dat niet zo
We hebben zin om een eindje te varen. De rivier uit , om het
hoekje naar het oosten, ligt Isla Christina. We moeten vanwege uitgebreide
zandbanken met brekers eerst een heel eind de zee op varen tegen de deining en de wind in. Alsof we
bergen beklimmen. Bij Gibraltar waait het keihard en de deining zet tot hier
aan toe door.
Rio
Guadiana, dat wás.
Salon
hobbelt als een paardje
De zee tegemoet.
Een zeepaardje.
Laat zich meevoeren
op de stroom,
Deinende
hindernissen soepel nemend.
Witte
dreiging van brekers behoedzaam ontwijkend.
De teugels
los,
Alles loopt
gezwind,
Behalve dan
de in slaap dommelende wind.
De lucht kleurt roze bij het ondergaan. Het laatste zonlicht
wordt gesluierd door een horizontale band van rook ergens van een brand verder
weg. De volgende dag staat in de krant dat zeker 400 mensen hun huizen moesten
verlaten.
We halen diesel in twee jerrycans van 20 liter met de
bijboot. Op aanwijzen van een Spanjaard die er rond hangt leggen we de bijboot
aan een stukje kademuur tegen de brug aan i.p.v. aan een gammel trapje wat wij
van plan waren. Ik heb mijn twijfels omdat er niks is om de boot vast te maken
en vind het geen logische plek. Frits vindt een stuk touw en bindt het bootje
er aan vast. We halen diesel, zetten de jerrycans in de boot en lopen naar het
centrum. Ik heb mijn twijfels of we de diesel zo achter kunnen laten, maar er
is nog nooit iets gebeurd in al die 25 jaar, en zeker niet tussen plaatselijke vissers.
Als we terugkomen mis ik de kleur oranje van de jerrycans.
Ze zijn gestolen. Erger is dat ook de benzinetank voor de buitenboordmotor is
gejat. De brutaliteit! De motor zelf zat op een slot, gelukkig. Omstanders
hebben niets gezien, vinden het schandalig en waarschuwen dat op die plek veel
gestolen wordt. Tussen al die boten en bootjes valt het niet zo op. Ik heb een
sterk vermoeden dat de meneer die ons de kademuur aanwees het stelen voor zich zelf op die
manier makkelijk heeft gemaakt. Er zit
niets anders op dan het hele eind terug te roeien. Bij Salon aangekomen stappen
we allebei in de kuip en zien de bijboot wegdrijven in snel tempo. Of het nu
komt door de consternatie, door mijn andere positie in de bijboot of door mijn
groeiende ontzag voor Frits zijn roeiprestaties… ik heb het touw om de bijboot
vast te binden niet meegenomen. Er zit weer niks anders op: ik trek snel mijn kleren uit en met een professioneel
uitziende duik – Frits zijn woorden -
zwem ik met krachtige slagen - mijn woorden - naar de deugniet. De bijboot achterna
zwemmen is geen punt. Tegen wind en
stroom er mee terugzwemmen wél. Ik had beter mijn krachten kunnen
sparen. De laatste tien meter heb ik het gevoel dat Salon niet meer dichterbij
komt, dat mijn kracht snel afneemt en dat ik het misschien niet haal. Frits
gooit het Rescue Harnas overboord: een soort zwemband aan een lang touw. Ik kan
het pakken, haak mijn arm er door en Frits hengelt mij op. Als ik nou eens een
vis was…
Het mooie plekje is minder rustig en ontspannen dan we
dachten. Vissers- , motorboten en waterscooters racen vlak langs als waren het
Mercedessen op de snelweg, een breed spoor van dikke golven achterlatend. Op 5
juli zeilen we naar de ingang bij het stadje Huelva, naar het oosten. De wind
is niet voorspeld tegen en later valt hij weg. De eerste helft
doen we kalm aan op 1 motor, de nieuwe die als het zonnetje loopt. De zee is
inktblauw en glimt als olie. De tweede helft is er genoeg halve wind om met een
snelheid van 5 knopen te zeilen met de genua bij. Het is zo vredig en relaxed
dat we ons beiden geïnstalleerd hebben in een luie stoel op het voordek met
thee en koekjes, ondertussen wel spiedend naar vissersvlaggetjes die overal dobberen,
maar hier in Spanje in duidelijk
aanwezige, uitbundige kleuren geel, oranje, rood , blauw en wit aangegeven. Nu
moet je moeite doen om ze niet te zien. Zouden de vlaggetjes iets zeggen over
de aard van het volk? We zeilen de brede geul in naar Huelva maar blijven
vooraan ankeren voor het strand buiten de haven met het zicht op heuvels met
bos van parasoldennen met daartussen mooie huizen een beetje verdekt opgesteld
voorzien van een houten trap die naar het strand leidt. Niet verkeerd.
Vlak voordat het onweer losbarst worden we getrakteerd op
deze mooie luchten. We hebben vijf druppen geteld.
Bij
het wakker worden is de lucht voor ons donker richting Cadiz. We vertrekken
toch, hopend dat het met de regen wel mee zal vallen. Het lijkt alsof Salon met
7 tot 9 knoop de bewolking voor zich uitduwt. Er komt een rechte scheiding
tussen wat blauw is en wat grijs, tussen goed en kwaad. De zon verbrokkelt het
wolkenpak of is het Merijn die met watten speelt?
We genieten deze keer met koffie op het voordek van deze perfecte
zeiltocht, een fluisterwind uit het westen die schuin achter inkomt en de
gewenste snelheid oplevert. Het is niet druk maar grote schepen passeren soms
wel dichtbij.
Acht uur later valt het anker in een baai vlakbij Cadiz.
Behalve de huizen die van meisjeslego gemaakt lijken te zijn en de mooie
vuurtoren is hier niet echt iets moois om naar te kijken.
De hele nacht rolt de deining dwars in en slapen we slecht.
We verkassen naar de haven aan de overkant vlakbij het centrum van Cadiz. Het
is een heerlijke stad om te slenteren door de oude stadswijk en te genieten van
de Andalusische sfeer op de vele terrassen waar obers druk rondrennen en we de
verleiding van de heerlijke geuren uit de keuken niet kunnen weerstaan; genieten van de
leuke pleintjes en de kleine smalle straatjes die ons soms aan Marokko doen
denken; mijn hartje ophalen aan die mooie balkonnetjes waar vroeger vast jonge mannen onder hebben gestaan, hun geliefde verleidend met bekoorlijk gitaarspel en liefdeslied.
Cadiz uit de oude doos. |
1 reacties:
Geweldige verhalen,en schitterende fotos Top!
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage