We blijven een paar dagen ankeren bij de brug van Cadiz.
Deze indrukwekkende brug is met zijn 69 meter doorvaarhoogte en 185 meter
hoogte tot de top van de hoogste spankabel de hoogste brug van Europa en is
zelfs hoger dan The Golden Bridge in San Francisco. Hij heet “ El Puente de la
Constitución”
en verwijst naar de grondwet van Cadiz in 1812 met dezelfde naam. De brug is 5
km lang en verbindt Cadiz met Puerto Real aan de overkant van de baai en is
bedoeld om files op de al aanwezige brug onder controle te krijgen. Dat de
kosten van de brug vier keer zo hoog uitvielen als geraamd deed de burgemeester
van Puerto Real besluiten niet op de opening te verschijnen te meer dat gewone
burgers niet uitgenodigd waren.
Voor ons is het feest als ’s avonds de verlichting over de
gehele lengte van de brug aan gaat en ook alle lichten in naburige masten, op
straat, op schepen. Het lijkt Kerstmis en de volle maan prijkt als de piek
bovenop de kerstboom.
We mogen de bijboot in een klein haventje neerleggen als we
de stad in willen. We lopen vroeg in de morgen voordat het warm wordt. We
kiezen mooie straten, gezellige pleintjes, de hele ruim opgezette gezellige
markt, kerkjes om te bezoeken, maar de grote kathedraal is helaas gesloten
vanwege Corona. Vorige keer dat we in Cadiz waren hebben we de kathedraal niet
bezocht omdat er rijen mensen stonden te wachten en omdat het pijpenstelen
regende en we onze toevlucht zochten in het minikroegje vlakbij.
|
Wat een lekker ijsje, of nee het is een aardappelslaatje |
|
Het plein is nagenoeg leeg, Stoelen staan nog opgestapeld. |
Als troostprijs gaat op de bloemenmarkt een flamencodanseres
zich opmaken voor een straatshow. Ze heeft een boodschappenkar op wieltjes waar
haar geluidsbox, haar kleren, haar castagnetten en haar hoedjes in passen om
geld op te halen.. Ze is een rot in het vak, niet meer de jongste maar super slank
en lenig. Ze danst zich in met armen zwaaiend en met voeten roffelend en dan
begint het echte werk. Ze danst en zwiert haar rode met zwarte stippen flamencorok sierlijk als een uitwaaiende
pauwenstaart. Een oude Spaanse man klapt en juicht haar toe. De rok wordt aan
de kant gegooid en nu, geheel in het zwart en in lange broek, gaat ze op een
stukje spaanplaat staan van nog geen vierkante meter. Ze laat kundig zien hoe
ze in razend tempo met haar voeten op het spaanplaat kan roffelen, onderwijl
pirouettes draaiend. Er zijn weinig of geen toeristen, de meeste mensen lopen
door met mondkapje op, zonder acht op haar te slaan. Veel zal er wel niet in
haar hoedjes belanden.
Op 4 juli komt de zon rood op in een rode lucht net als we
onder de brug doorvaren om de weg richting Portugal te vervolgen. De beloofde
oostenwind blijft uit en grotendeels op de motor varen we tot Mazagón.
Toch konden we een stuk zeilen met twee
vislijnen uit. Twee keer viel de vis weer van de haak, maar de derde keer was
het goed raak. Een heel mooi roofvisexemplaar aan de scherpe tandjes in zijn
grote bek te zien. Hij glanst als een spiegel en is een beetje gestreept op de
zijkanten. We verdoven hem met een borreltje zodat hij snel buiten bewustzijn
is, Op het voordek ga ik hem slachten, niet het leukste werk, en ik fileer er
twee hele mooie rode biefstukken van. ’S avonds gebakken in de pan lijkt hij op
kipfilet met het stevige witte vlees, zacht van smaak. Hij heeft geen
vissensmaak.
Langs de vele vissersvlaggetjes manoeuvreren we naar de
ingang van Mazagón. Het is zaterdag en de stranden zitten overvol,
parasolletje aan parasolletje. Blijft zo vreemd dat op het strand blijkbaar
mondkapjes niet hoeven maar zodra je de straat op komt of in een winkel bent
wel. Het is een drukte van belang met kleine bootjes en waterscooters die ons
met tien tegelijk bravoureachtig om de oren vliegen. Op zich is het een mooie
plek met heuvels en mooie huizen verscholen tussen de parasoldennen.
De volgende ochtend, als het strand alleen nog maar voorbestemd
is voor joggers en mensen met hondjes, varen we naar de pier. Bij het
havenhoofd hebben zich al heel wat kleine vissersbootjes verzameld. Sommigen in
een vol bepakte kano met aan elke kant een voet in het water voor de balans.
We varen bij gebrek aan wind op de motor naar de ingang van
de rivier die leidt naar het dorp El Rompido. Het is zondag en de stranden
zitten nog voller dan gisteren. Elk inhammetje waar zand is, is bezet door hele
families die er hun kampement opslaan. Na het weekend blijven die tenten soms
staan, misschien als gereserveerde plek voor het volgende weekend.
Een chaos aan motorbootjes en waterscooters maar met minder
bravoure. Van privacy of afstand houden hebben Spanjaarden nog niet gehoord.
Het gebeurde tot drie keer toe dat hele families met kinderen een plekje
uitzoeken precies bij onze boot. Een klein bootje met aangeschoten lui ankeren
naast ons. Vanuit het keukenraam had ik ze een hand kunnen geven, terwijl de
hele rivier verder leeg is.
Na een hele dag tussen Spaans kindergegil, en die kunnen er
wat van, zijn we de rivier weer afgezakt voor een rustig plekje net zoals de
witte reigertjes een rustige slaapplek zoeken in een boom. Het is zwoel en
volle maan en dan weet je het wel. Om 24u zwem ik bij maanlicht onder een
sterrenhemel. Zalig.
De volgende ochtend is zoals we ons dat voorgesteld hadden:
geen sterveling, witte reigertjes en eksters pikkend in de modder, liefelijke
vogelgeluiden. We gaan een wandeling maken naar de overkant over wit zand met
struiken en hier en daar een prachtige witte bloem. We volgen de kleine sporen
van vogelpootjes en de ieniemienie stapjes van ieniemienie zwarte kevertjes en
bereiken het prachtige strand aan de Atlantische kust.
Een Spaans jacht is drooggevallen op het strand en wijst ons
de beste plek met hard zand. Wij willen het onderwaterschip schoon maken want
daar zit op de waterlijn al een flinke groene snor en de rompen zijn bedekt met
een laagje bruine aangroei. We lopen aan de grond vlak voor het harde zand en
moeten dus in de modder aan het werk. Gelukkig heb ik waterschoenen want ik zie
honderden krabben het water uitvluchten, een ware uittocht naar de zon, totdat
ze het te warm krijgen of bang zijn voor voetstappen en een holletje induiken
dat ze zelf gegraven hebben.
|
zoek de krabbenpootjes |
We maken elk een romp schoon. Het is heel zwaar werk en ik
voel me ook de dag erna nog gebroken van de spierpijn in mijn rug. Frits moet
zijn arm ontzien vanwege een slijmbeursontsteking. Maar… we hebben weer schoon
schip gemaakt!
Het is
nu heel rustig, vissers doen hun werk.
El Rompido is een gezellig klein plaatsje met haven,
pleintje bij de kerk en vele visrestaurantjes op het strand.
We maken een wandeling door natuurgebied en vinden het
heerlijk om eens een keer boslucht op te snuiven. De hoge parasoldennen doen
ons aan Afrika denken.
|
een vijgenboompje tussen de eucalyptusbomen. |
|
De vruchten van deze cactus ken ik wel maar ik heb hem nog nooit zien bloeien. |
Een bijzondere avondlucht. Het is zwoel, bijna volle maan en
de krekels laten van zich horen.
De tocht van El Rompido naar Ayamonte verloopt in een heel
prettig rustig zeilend gangetje met 3,5 knoop. Plots zien we iets groots
drijven. Ik denk aan een onbemande rubberboot, Frits ziet er een paard in met
opgeblazen buik. Had gekund, ware het niet: “Wat doet een paard op zee?” We
gaan toch maar even kijken, stel dat het een rubberboot is waar iemand
uitgevallen is. Het is inderdaad een beest. Een dode walvis van ongeveer 4
meter lang drijft met opgezwollen buik, de baleinen voor zich uit, bruine
vlekken waar de ogen zitten… luguber beeld. We varen er omheen, krijgen dan de
wind in de neus en worden overvallen door een kotsmisselijkmakende stank. Wegwezen.
Het was net tegen lunchtijd. Ik hoef eigenlijk even niet meer, maar om
de stank te verdrijven ga ik broodjes met boter bakken in de pan. Maar de
broodjes zijn langwerpig en hebben dezelfde kleur als de dode walvis. Huh, Ik
bak een pan vol dode walvisjes. De volgende broodjes die ik koop zijn rond!
We liggen een dagje in de haven van Ayamonte, het laatste
Spaanse stadje op onze terugweg naar Portugal. We hebben hier alle gelegenheid
om water te tanken, de was en boodschappen te doen, onder een douche te staan
met een douchekop groter dan een eetbord. Hij is heerlijk en we laten het koude
water overvloedig stromen. Het is buiten 38 gr en dat is zelfs voor ons een
beetje veel. Op een terras verkoelen we
de innerlijke mens met ijskoud bier en gefrituurde visjes. Wat kan dat toch
smaken.
Ik hoor plots een bekende stem op de steiger en herken dan
Liesbeth en Leo, Belgen die we in 2017 ontmoet hebben in Santa María
en op de Rio Guadiana. Op een terras in de schaduw en helemaal voor ons alleen
kletsen we uren lang. We zouden kunnen blijven kletsen.
Zij varen naar Albufeira terug, wij willen het sfeertje van
de Rio Guadiana nog even proeven en zeilen 10 M opwaarts naar een onooglijk
klein dorpje van een paar huizen, Foz Odeleite, met als reden dat daar een
uitstekend restaurant is met uitzicht op de rivier. Dat zien we wel zitten.
Zoals altijd genieten we van de goudgele heuvels aan Spaanse en Portugese zijde
afgewisseld met olijfbomen, druivenranken, cipressen en naaldbomen. “ Mijn
huizen” die ik vorige keren al had uitgezocht staan er nog, alsook de vele ruïnes
en onafgemaakte gebouwen.
Het is bloedheet op de rivier maar we wandelen door de
kleine straatjes naar het restaurant. Jammer, het is gesloten op maandag. En
misschien wel altijd. Waar moeten ze het van hebben? Niet van de paar toeristen
die misschien langskomen en niet van die paar mensen die hier nog wonen.
Ik ben creatief in het snel bereiden van toch iets lekkers aan
boord, een latertje maar het is toch veel te warm om naar bed te gaan. Frits
doet een poging en ligt met natte washandjes in bed. Ik pieker er niet over om
in bed te liggen en blijf op het voordek onder de sterrenhemel. Onmiddellijk
zie ik Grote Beer en vele andere sterren in de Melkweg. Ik ben in slaap
gedommeld want als ik door hardnekkig hondengeblaf van wel 5 honden wakker word, is het steelpannetje
van Grote Beer meer gekanteld en loopt
de melk in de rivier. Is het daarom dat grote vissen voortdurend uit het water
springen? Nog steeds 37 graden om 23u30 en ik ga de vissen gezelschap houden.
Heerlijk verkoelend, maar afgedroogd is het alweer warm. Ik blijf op de bank
slapen tot halverwege de nacht totdat ik afgekoeld bij Frits kruip.
De volgende dag is de keuze makkelijk: terug naar zee maar
omdat het tegenwind is om naar Culatra te gaan ankeren we nog een rustig
nachtje nu aan Portugese zijde. Minder mooi dan bij de Spaanse zandplaten waar
de meeuwen proberen zo lang mogelijk hun voetjes droog te houden, maar wel zo
rustig.
|
Zandplaat aan Spaanse zijde |
Spanje vaarwel gezegd ( net op tijd want mondkapjes zijn nu overal
en ook op straat verplicht; boete bedraagt 100 euro. De regels in Andalucia
zijn weer aangescherpt) moeten we even wennen aan de Portugese tijden: een uur
vroeger dus ook een uur eerder donker. De zon houdt het hier rond 21 voor gezien.
Van Ayamonte naar Culatra is ZO wind beloofd maar… nee dus. De zee is als een enorm groot
deinend waterbed, gerimpeld door de fluisterende wind. Zou hij wat harder
praten dan hadden we kunnen zeilen. Nu schommelen we langzaam op 1 motor langs
de vissersvlaggetjes en visfarms. Weer een hele grote vis van ongeveer 2 meter
drijft dood in zee. Hij is al te ver heen, anders
hadden de vissers vlakbij hem wel aan boord genomen. Het gewiebel is enerverend en de laatste
mijlen gaan de sokken er in om bij Culatra te ankeren alwaar we zoals
afgesproken Coos en Martine treffen. Hen hebben we leren kennen in 2011 op
Tobago. Wat een leuke tijd was dat en het contact is gebleven. Een jaar geleden
lagen we ook hier op dezelfde plek. Frits heeft onze oude Selva weer aan de
praat en Coos heeft problemen met zijn buitenboordmotor: Coos kan onze Selva
lenen. Eerst uitproberen is wel zo verstandig. In eerste instantie lijkt hij
prima te lopen, gaat dan uit en is niet meer te starten. Een teleurstelling
voor beide partijen.
Het is heel warm. De zon begint aan haar laatste meter in de
afdaling en deze keer zwem ik niet in de baan van de opkomende maan maar in de
baan van de ondergaande zon. Martine maakt een foto als we na de borrel bij hen
aan boord in het laatste avondrood naar Ilha Deserta varen. We willen er de
boot op een zandplaat droog zetten zodat we hem de volgende ochtend
helemaal kunnen schoonmaken. Frits moet
er wel om 5u30 zijn bed voor uit.
De zon is rood ten
onder gegaan.
De lucht kleurt van
roze naar paars naar donker.
Aan de horizon een
langgerekt lint van oranje lampjes van Faro tot Olhao.
Een zacht briesje
streelt onze gebruinde huid
Maar beroert het water
niet.
Het golft een beetje
en doet de donkere silhouetten van ankerende bootjes wiebelen.
In de verte het geluid
van piepende visdiefjes,
Gemurmel van stemmen
dichtbij.
Het laatste
motorgeronk van een bootje in het donker.
En dan is het vredig
en stil
Zoals het overal zou
moeten zijn.
De eilanden hier boeten al die keren dat we hier zijn niets
aan charme en vredigheid in. Bij Culatra hebben we geankerd, op Ilha Deserta en
Ilha do Farol gewandeld en op Armona boodschappen gedaan. Hier op de
wandelpaden van de eilanden en dorpjes worden geen mondkapjes gedragen behalve
bij een winkeltje. We moeten aanschuiven in de rij en mogen de winkel niet in.
We vertellen de winkelmevrouw wat we willen, zij pakt het , krabbelt op een
briefje wat het kost en als ik alles heb telt ze het hoofdrekenend op terwijl
het rekenmachientje naast haar ligt. We schrokken wel van de prijs voor sommige
producten: 3 euro voor een half wit niet lekker wattenbrood. Dan eten we wel
lekkere crackers. Mijn eigen gebakken brood met oud meel is een misbaksel
geworden en bleef te nat.
|
De vuurtoren van Ilha do Farol |
|
Droogvallen bij Ilha Deserta, in de verte Faro |
|
Wandelen op Ilha Deserta |
Het is al weken heel warm en we maken een tent met een stuk
plastic nog van Jörg gekregen. Het waait er heerlijk door en we kunnen er
lekker lezen zonder oververhit te raken.
19 juli wordt het tijd om naar Portimȃo te verkassen . Om 6u 30, de
zon is net op , zeilen we door de wasmachine bij de uitgang. Tussen de pieren staat
nog een sterke ebstroom en wind mee. Met 8 knoop spoelen we door kolkende golven
de zee op. Een deel van de tocht kunnen we zeilen maar als de wind wegvalt doen
we één
motor bij. Uit mijn ooghoeken zie ik van achteren een crèmekleurige vlek naderen en
vlak langs de boot schieten gevolgd door nog een paar. Het zijn dolfijnen die
even komen kijken maar dan door zwemmen behalve de laatste twee kleinere. Ze
blijven een hele tijd voor de boeg hangen, duikend en springend als willen ze
zeggen: “Wij zijn nog klein maar wij kunnen best al veel”, en wij zitten er met
de neus bovenop. Ik noem ze Liesbeth en Leo omdat we net bij Albufeira zijn, de
thuishaven van het Belgische stel Liesbeth en Leo.
We ankeren in het kommetje van Ferragudo. Vorige zomer
werden we hier een paar keer boos weg gestuurd door de waterpolitie omdat we in
de weg zouden liggen van cruiseschepen . Die zijn er nu niet en dus
liggen hier nu een aantal jachten voor anker waaronder “ De Zwerver “ van
Diederik en Nicole. We hebben hen in 2017 op de Canarische Eilanden ontmoet.
Terwijl wij weer terug moesten naar huis, gingen zij met nog een paar andere
Nederlandse stellen naar het Caribisch gebied waar ze twee jaar bleven. We
hebben een paar keer met elkaar in Brussel afgesproken maar om hen nu hier weer
terug te zien in een totaal gerefit schip is wel erg leuk.
Coos en Martine zijn ook gearriveerd: het sociale leven komt
weer op gang na een maand met z’n tweetjes. Onvermijdelijk is dan het gezellig
uit eten gaan met elkaar in een sfeervol Portugees restaurantje, al was het
maar om de plaatselijke ondernemers hier te steunen. Het is erg moeilijk voor
hen om hier te overleven zonder inkomsten : de anders zo drukke straten van
Alvor met vnl. Engelse toeristen , zijn nu nagenoeg uitgestorven en de
terrassen amper bezet. De ticketverkoop voor
charterboottochtjes ligt stil. We spraken Paulo die de hele dag in zijn
hokje niks te doen heeft, Hij weet niet hoe hij zijn rekeningen moet betalen.
Vitor en Gilda, de vrienden die een oogje op de boot houden als we er niet zijn,
hebben mondjesmaat gasten aan boord van hun nieuwe schip, maar zij hebben
tenminste nog aanvragen.
We zijn drooggevallen op een zandplaat bij de ingang van
Alvor op prachtig hard zand bij Caribische temperaturen en glashelder water. De
vissen schieten in grote getale voor mij uit als ik pootje baad in het
opgewarmde water. We maken de boot maar weer eens schoon. Onder het brugdek was
dat nog niet gebeurd en daar zat een beste laag pokken. Gebukt en op de knieën
schraapten we ze van de rompen met een plamuurmes. Pokkenwerk maar wel dankbaar
werk, voor zo lang het duurt.
Toeval maar erg leuk is dat Jan en Jolanda van de slagerij
uit Musselkanaal ons komen opzoeken vanuit hun thuisbasis Odeceixe aan de
Atlantische kant en dat Jaap uit Hindelopen hier ook is. Hij heeft zijn boot
hier al heel wat jaren liggen. Bij het schoonmaken van zijn onderwaterschip
merkt hij een scheur. Frits helpt hem met glasmat en epoxie om het te
repareren.
Op Salon zit weer een scepter los die gerepareerd moet
worden. En zo is er elke dag wel een klusje, maar om veel te klussen is het te
warm. De dag begint voor mij met zwemmen en voor Frits met het dek dweilen
omdat het vaak kletsnat is ’s morgens. Jaap heeft regelmatig het idee om samen
ergens te eten. Het lekkerste waren toch de mosselen die Jaap van zijn boei
geplukt heeft, die we samen schoongemaakt en klaargemaakt hebben in witte wijn.
Ook Coos, die net terug kwam van Faro en vers gevangen doradefilets kwam
brengen, smulde mee. De lekkerste mosselen ooit.
De maand Juli wordt afgesloten met, ja ja, alweer een
etentje geregeld door Jaap en deze keer gaan de buren Les en Marie ook mee. Les
zal ons maandag 3 augustus om 7u ’s morgens naar de steiger brengen waar een
taxi klaar staat die ons naar het vliegveld van Faro brengt. We vliegen voor een
tijdje naar Nederland terug en daar hebben we ook veel zin in. Gaan we dan maar even op dieet. 😏
1 reacties:
Prachtig Frits en Marleen. Het leest als één lange vakantie.
Blijf vooral genieten.
Liefs, Jan en Petra
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage