zaterdag, november 05, 2016

Verhaal 11a: Agadir 5 november '16


Waar moet ik beginnen? Tien dagen Marokko heeft zo veel indrukken achtergelaten….
De haven van Agadir is omringd door restaurants en kleding- en schoenenwinkels van dure merken. Het is een stukje luxe Marokko waar zowel toeristen als Marokkanen graag flaneren en een terrasje pakken. Het ziet er heel Frans uit, er wordt Frans gesproken en ik haal elke ochtend krakend verse baguettes en croissants bij de bakker. Maar het is hier wel veel goedkoper dan in Frankrijk: voor 15 cent koop ik er een groot stokbrood. Onderweg naar Marokko heb ik wat basiswoorden Marokkaans Arabisch geleerd en ik kan tellen tot 100. De bakker leert me de goede uitspraak van de telwoorden. Ze vinden het grappig als ik in hun taal “dankjewel, alsjeblieft” of “tot ziens” zeg. Drie woorden openen heel veel deuren.
Er loopt veel politie rond in de buurt en ook de hele dag door 3 gewapende militairen. Marokko is bang voor een aanslag in dit soort luxe omgevingen. Op de gewone overvolle markten is geen politieagent te zien. Voor de deur van elke winkel of bankgebouw zit dag en nacht een bewaker. Ook bij het havenkantoor zitten dag en nacht twee jongens op een bankje de wacht te houden. Ze houden alles in de gaten en weten precies wie er door het hek naar de steigers mag.
We voelen ons zowel op het haventerrein als daarbuiten heel veilig. Er hangt een relaxte sfeer, we worden niet lastig gevallen maar juist heel vriendelijk aangesproken. In dit stukje Marokko is veel mogelijk op gebied van kleding en omgang tussen mannen en vrouwen, jongens en meisjes. De jongere generatie is heel toegankelijk en heet ons “Welcome in Marocco.” Ze praten Frans en soms Engels.  De jonge generatie mannen lopen in Westerse kleding, de oudere in djellaba. De meeste vrouwen jong of ouder hebben een lange jurk met of zonder hoofddoek of omslagsjaal . Een enkele vrouw is helemaal bedekt. De jongere meiden lopen er ook wel rond in moderne dure Westerse kleding variërend van korter jurkje tot spijkerbroek en topje.
Op het prachtige brede strand hebben jongens een lange zwembroek met of zonder shirt; de vrouwen en meisjes daarentegen houden hun lange jurk aan, ook als ze het water in gaan. Eerlijk gezegd heb ik maar één vrouw het water in zien gaan . Het zijn net zulke leuke gezinnen met kinderen die een dagje aan zee doorbrengen als in Europa. Ze hebben overwegend veel plezier met elkaar viel me op. Hier en daar durft een verliefd stelletje met de armen om elkaar geslagen op het strand te zitten. Iedereen laat iedereen met rust, niemand wordt nagewezen.

Ik ben verbaasd dat de toiletruimte in de haven gemengd is, dat de deuren van douches en WC’s niet op slot kunnen en zelfs niet goed sluiten. Met de hygiëne in dit soort ruimtes, ook in restaurants, is het droevig  gesteld. Ik ging wel douchen in de haven onder de slang zonder douchekop in het hele kleine verwaarloosde hokje maar durfde er niets op de grond te zetten. Maar het water was er heerlijk warm.
De eerste ochtend lopen we een buurtrondje en worden door mannen op de hoek welkom geheten. Een man ruikt zijn kans en wijst ons de vismarkt. Hij neemt ons mee en noemt trots alle vissoorten op de markt in het Nederlands. Door een duister vies gangetje staan we plots bij de visrestaurantjes en hij biedt ons een kopje muntthee aan. Geld is niet belangrijk: het is de gewoonte om nieuwe buitenlanders gratis thee aan te bieden . Dat we nog geen Dirhams gepind hebben is geen probleem. Hij heet Mohammed . Hij roept een jongetje dat er aan komt gesneld met een kannetje thee, glaasjes en verse munt. Op het schaaltje twee enorme suikerklonten ter grootte van goudstaafjes. Gelukkig voor ons vindt Mohammed één zo’n staaf genoeg.
Hij legt ons uit dat elk hokje een visrestaurantje is met één lange tafel er voor. De restaurantjes zijn genummerd. Wij zitten bij nr 20 en de baas komt zich aan ons voorstellen.

Mohammed loopt hard van stapel en wil na de thee met ons in de bus naar de Berbermarkt in Agadir. We hebben geluk dat hij niet hoeft te werken want de vissersboot waar hij op werkt heeft motorpech. Het ligt er nu wel heel dik bovenop dat hij ons wil strikken. We houden zijn aanbod af maar maken een afspraak om een paar dagen later met hem mee te gaan naar de grootste markt Souq Al-Had. Hij glimt van blijdschap. Hij is een paar dagen later op de afspraak. Voor 30 cent pp rijden we een dik half uur met de bus door de drukke stad. Mohammed wijst ons de bezienswaardigheden onderweg zoals de twee paleizen van koning Mohammed de 6de.  De paleizen zijn verborgen in een enorm park met hekken en poorten waar wachters de hele dag staan te staan. Als ze geluk hebben onder een parasol.
De Souq, een overdekte markt, is heel groot; overal gangetjes met kleine hokjes tot de nok toe vol gestapeld met spullen , van onderbroeken tot gereedschap. Het ziet er verdacht Chinees uit. Het lijkt op meer dan duizend Actions bij elkaar. ( Later kwamen we in een kleine Souq terecht met typisch Marokkaanse spullen, maar daar waren ze te opdringerig.)

We steken de straat over naar de groenten- en fruitmarkt. Hier komen we ogen te kort. Net als in Addis Abeba krioelt het er van de mensen en hun koopwaar. De markt lijkt een dorp op zich: honderden mensen dicht op elkaar met kramen, karren, ezels, trekkertjes, kleine scooters met laadbakken, grote duwkarren, brommers en auto’s. Karren liggen hoog kunstig opgestapeld met groenoranje mandarijnen, bananen, wortels, uien, granaatappels, bonen, broden, knoflook, rode bieten, pompoenen, papaya’s, olijven, noten…

Mohammed vroeg of we kip wilden. We hadden het kunnen weten dat hier geen kant en klare stukje kip op een piepschuimschaaltje verkocht worden. Op de kippenmarkt rennen de kippen rond en wordt er eentje tussenuit gegrepen. Hij gaat in een bak met kokend water, door een pluimmachiene, op het hakblok in vieren gehakt en nog warm in een plastic zakje.

 Dat lijkt in eerste instantie best erg. Maar het zou schijnheilig zijn om hier moeilijk over te doen. De kip die ik thuis in de supermarkt koop heeft hetzelfde lot ondergaan. Bovendien weet ik hier zeker dat ik een kip koop die buiten gescharreld heeft en lekker vlees heeft. Dieren als kippen, kuikentjes, kwartels, eenden, konijnen, schapen worden hier niet gezien als lieve knuffeldieren maar als voedsel. Ik had er alleen moeite mee dat ze met de kippen gooiden alsof het zakken zand waren. Mijn oom was poelier en uit mijn kindertijd herinner ik mij de rijen kippen die op dezelfde manier geslacht werden en aan haken opgehangen werden. Zo lang is dat nog niet geleden.                                                                                                                                                                  De kruidenmarkt is mijn favoriet. Het ruikt er heerlijk en vele kramen hebben van hun gemalen kruiden mooie rode , bruine en gele piramides gemaakt. Van zoete en pittige paprika , van gember, kurkuma, kerrie, saffraan, komijn, anijs….Als ik in een kraam zou moeten staan, dan toch zeker wel in deze geurige kleurige heerlijkheid.
Maar Mohammed heeft de kraam op het oog waar zijn vrouw ook altijd koopt. Van al die 10 dagen Marokko was dit het enige vervelende moment. Een oudere man in de kraam met een onprettig gezicht loodst ons achter de balie waar op een laag tafeltje allerlei schaaltjes met geneeskrachtige kruiden klaarstaan en op planken grote glazen potten met allerlei kruiden, olieën en zalfjes. Zonder pardon krijgen we thee in geschonken en ondertussen vertelt hij in rap tempo wat er in al die potten zit terwijl hij ze haastig onder onze neus duwt om te kunnen ruiken. Toen hij alle potten had gehad pakte hij pen en papier en begon op te schrijven wat we allemaal zouden moeten kopen. Hij laat er geen gras over groeien en we moeten voet bij stuk houden om niet zijn hele handel in handen geduwd te krijgen. Hij vraagt te veel geld voor de 2 zakjes kruiden, de thee en de olie. We geven een deel weer terug maar hij blijft het bruut in mijn tas stoppen. We houden vol en laten met een flink stuk van de prijs er af  een chagrijnige man achter geven. Wij hebben genoten van en zijn blij dat Mohammed ons wegwijs heeft gemaakt op dé plek van Agadir. Als we terug op de boot zijn spoelen we alle fruit en groenten heel goed af om kakkerlakken in de boot te voorkomen en  maken we een prachtig gekleurde collage van onze marktaankopen.

Het is zeker 4 dagen bewolkt en zelfs regenachtig maar het blijft rond de 30 graden. De zee is geel van het Saharazand. Ook Salon is na elke regenbui geel van het vettige gele zand en stof. Het kost ons elke keer 2 uur om het er met de waterslang weer allemaal af te spuiten en schoon te boenen. Het zand is hardnekkig en het kruipt overal onder en tussen.
We verkennen de stad op onze vouwfietsen, gaan naar een museumpje met oude traditionele sieraden van het Berbervolk, doen boodschappen in een Franse grote supermarkt waar in tegenstelling tot de kleine winkeltjes alles te krijgen is en keurig in vakken is opgestapeld.
In de kleine supermarktjes is wel sterke drank en sigaretten te koop zijn. Van lucifers hadden ze nog nooit gehoord. Er zijn alleen aanstekers te krijgen. Groenten, fruit en vlees zijn heel goedkoop op de markt. Voor twintig cent kocht ik een kilo heerlijke friszure mandarijntjes, twee euro voor een hele kip. Per ongeluk kocht ik feta van schapenkaas i.p.v. van geitenkaas. Dat is hier blijkbaar het witte goud.  Voor een klein pakje was ik acht euro kwijt, maar dan heb je ook wat! Heerlijk in een salade van tomaat, komkommer, in citroen gemarineerde olijven en zoete rode uien met een dressing van arganolie. Hier in deze streek in de vallei en in de bergen groeien bijna alleen arganbomen. Ze lijken wat de stam betreft wel op de knoestige olijfbomen.
De vruchten zijn noten die rijk zijn aan arganolie. Het is een duur proces om de noten te kraken met de hand, de olie te persen tussen een molensteen, ook met de hand. Vandaar dat de echte zuivere arganolie duur is. De olie wordt gebruikt in de keuken en smaakt als zacht fluweel; dan worden de noten eerst gebrand. De olie wordt ook gebruikt met ongebrande noten in allerlei cosmetische producten.
Agadir oogt als een redelijke moderne stad met grote vierbaans boulevards en druk verkeer. In 1960 is de hele stad verwoest door een aardbeving met vele duizenden slachtoffers en is herbouwd. De asfaltwegen zijn goed en er is ruimte voor fietsers. Aan de stoepen is minder aandacht besteed: kuilen, losse stenen, gaten, veel zand en vuil. Maar zowel op de fiets als in de auto moeten we constant ogen overal hebben. Ze steken het niet zo nauw met de verkeersregels en de belijning. Op gevaar voor eigen leven steken we de straat over bij een zebrapad. Ze stoppen niet. Met het gevolg dat het niet uitmaakt waar je oversteekt. Regelmatig steekt iemand plots de weg over of blijft op de middenlijn tussen het verkeer zijn kans afwachten, billen, buik en tenen intrekkend. Oudere mannen op een volgeladen kar getrokken door een ezeltje rijden onverstoord tussen scooters, auto’s , vele toeterende taxi’s, hoog opgeladen vrachtauto’s en fietsers door. Wij hebben het overleefd.
 
 

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage